Exercitium 41: oef. 53
1. Het staat vast dat hij niets heeft gehoord.
2. Hij beweert dat hij(zelf) niets heeft gehoord.
3. Zij zullen hevig betreuren dat zij(zelf) niet beter hebben opgepast voor deze man.
4. Wij waren klaar om hun hulp te brengen. Maar toch wilden zij niet dat zij door ons geholpen zouden worden.
5. Ik heb gehoord dat de priester heeft geantwoord dat er niemand bij hem in de tempel is geweest.
6. Ariovistus heeft aan Caesar geantwoord, dat er niemand met hem (= A) heeft gevochten zonder een nederlaag van zichzelf (van ‘niemand’).
7. Moeder had liever gehad dat haar zonen bij haar thuis bleven (welja).
8. De krijgsgevangene zegt dat die dingen door hem (zelf) verzonnen zijn uit angst voor straf.
9. Mijn broer heeft een groot geldbedrag aan hem gestuurd. Hij (de ontvanger) beweert echter dat het geld niet door hem (broer) aan hem (ontvanger) is gezonden.
10. Iedere dichter hoopt dat zijn (eigen) naam onsterfelijk zal zijn.
11. Men zegt dat eindelijk, na vier maanden, de aanvoerder de vijanden heeft gedwongen om zich (vijanden) aan hem (aanvoerder) over te geven.
12. Ik prijs jouw vader omdat hij zegt dat de voorzichtigheid van de aanvoerder door hem niet wordt goedgekeurd.
13. Hij zegt dat (andere) hij door zijn (van 1e of 2e hij) broer is ontboden.
14. Hij zegt dat hij (zelf) door zijn (eigen) broer is ontboden en dat hij daarom naar Rome zal gaan.
15. Door de bondgenoten zijn boodschappers naar de senaat gestuurd. En zij hebben gezegd dat zij door vijanden omsingeld werden en dat het hun reeds aan voedsel ontbrak. En nadat de senaat deze zaken had vernomen, heeft hij besloten hulptroepen te zenden.