Exercitium 37: De dood van Cicero
Marcus Cicero was bij het naderen van De Drie Mannen de stad uitgegaan. Eerst was hij naar zijn landgoed bij Tusculum gegaan, vandaar langs zijwegen naar zijn landgoed bij Formiae, omdat hij van plan was aan boord te gaan. Nadat hij een eindje was uitgevaren, keerde hij uiteindelijk uit walging over zowel de vlucht als het leven terug naar de eerdere villa, die iets meer dan een mijl van de zee is verwijderd. Ik zal sterven, zei hij, in een vaderland dat vaak is gered (door hemzelf, natuurlijk…) Daarna werd hij in een draagstoel door de akkers gedragen. Plotseling naderden zijn vijanden; zijn slaven maakten zich op voor de strijd. Maar hij zei: zet de draagstoel neer. Tot de soldaten: Komt dichterbij en hakt in mijn nek, als jullie dat tenminste op de juiste manier (of gewoon: recht!) kunnen doen. Hij bood zijn onbeweeglijke nek aan; zijn hoofd is afgehakt. Maar dit was niet voldoende voor de wreedheid van de soldaten: ook zijn handen hebben ze afgehakt. Zijn hoofd is naar Antonius gebracht en op diens bevel tussen de twee handen bevestigd aan het spreekgestoelte, waar hij als consul, waar hij datzelfde jaar gehoord was tegen Antonius met bewondering voor zijn welsprekendheid.
Niets was (in) die tijd zo onwaardig als het feit dat Cicero vogelvrij verklaard is. De stem die voor allen sprak is afgesneden door de misdaad van Antonius. Niemand heeft het behoud van hem verdedigd, die gedurende zoveel jaren en het publieke behoud van de burgerij en het privébehoud van haar burgers had verdedigd.
Toch heb je niets uitgericht, Marcus Antonius! Je hebt Cicero het leven ontnomen, maar de faam en roem van zijn daden en woorden heb je hem niet ontrukt. Hij leeft en zal leven gedurende de herinnering van alle generaties. De hele nakomelingschap zal zijn werken die tegen jou zijn geschreven, prijzen, jouw daad tegen hem veroordelen en sneller zal er uit de wereld een mensengeslacht verdwijnen dan de herinnering aan Cicero.