ILIAS, VI, VV 450-473
WERKVERTALING HOMERUS, ILIAS, VI, VV 450-473
Twee vormen van trouw (450-473)
Maar niet zozeer gaat het leed dat de Trojanen te wachten staat mij ter harte, noch om Hecabe zelf, noch om de heerser Priamos, noch om mijn broers, die in grote getale en dapper in het stof kunnen vallen door toedoen van vijandige mannen, als het verdriet om jou (mij ter harte gaat), wanneer iemand van de Achaeërs met bronzen harnas je al wenend zal meenemen, nadat hij je van de (dag van de vrijheid) vrijheid beroofd heeft. En wanneer je in Argos bent zou je in dienst van een andere vrouw het weefgetouw bedienen en je zou water van de Messeïs of van de Hypereia kunnen dragen, met erg veel tegenzin, maar een zware noodzaak zal op je schouders liggen. En ooit zal iemand zeggen, wanneer hij je ziet wenen: “dit is de vrouw van Hector, die van de paardenmennende Trojanen altijd de beste was in het vechten, toen ze streden rondom Troje.” Zo zal ooit iemand spreken, en voor jou zal het dan weer een nieuwe reden tot verdriet zijn, door het gemis van zo’n echtgenoot, om (de dag van de slavernij) de slavernij af te weren. Maar hopelijk bedekt een grafheuvel mij als ik dood ben, nog voordat ik jouw geschreeuw hoor wanneer men jou meesleurt.” Nadat hij zo gesproken had, strekte de krachtige Hector zijn armen uit naar zijn zoontje. Maar zijn zoontje deinsde luid schreeuwend terug tegen de borst van het dienstmeisje met de mooie gordel. Omdat hij geschrokken was van de aanblik van zijn eigen vader, omdat hij bang geworden was van het brons en van van de helmbos van paardenhaar, toen hij deze dreigend had zien wuiven vanaf de top van de helm. En zowel zijn geliefde vader als zijn eerbiedwaardige moeder schoten in de lach. Dadelijk nam de krachtige Hector de helm van zijn hoofd en zette deze blinkend op de grond.