Hoofdstuk 11, tekst B: Taaloefening D
1
Ubi habitas? Dic mihi.
Waar woon je? vertel mij.
2
Tibi quidem multa dona dedi, sed tibi non placuerunt.
Jou geef ik weliswaar veel geschenken, maar het bevalt jou niet.
3
Licet tibi manere, sed non multos dies.
Het is toegestaan te wachten aan jou, maar geen vele dagen.
4
Concede patri puellae ultimum sermonem.
Sta de vader een laastse gesprek met zijn dochter toe.
5
Ita viro respondisti
Zo antwoorden jullie aan de man.