Exercitium 30: oef. 33
1. Vele boeren hadden, hevig bewogen door angst voor hannibal, hun huizen en akkers verlaten en zich naar Rome gehaast.
2. Na de dood van zijn vrouw leefde de oude man nog 3 jaar.
3. Hij heeft ons hulp beloofd, maar niet gezonden; zelf vreesde hij immers een aanval van de vijanden ook op zijn kamp.
4. Uitgerekend op dezelfde dag heben de Grieken de Perzen te land en ter zee geheel verslagen.
5. Een grote steen had zijn hoofd verbrijzeld.
6. Je hebt zelf de aan ons gegeven belofte verbroken. Beschuldig jij ons nu?
7. Onze aanvoerder had het kamp opgeslagen op de dichtstbijzijnde heuvel.
8. Velen die voor ons zijn geweest hebben het behandeld, maar niet voltooid.
9. Uit angst voor een hinderlaag durft de aanvoerder van de vijanden de strijd niet aan te gaan.
10. De Grieken hadden volgens het plan van O een houten paard gebouwd. Met die list hebben ze de T, die zich gedurende 10 jaar zo dapper hadden verdedigd, overwonnen. Die dag was de laatste van een zo bloeiende stad.
11. Hij had een enorme misdaad begaan en daarom het vaderland verlaten.
12. De bondgenoten waren van plan geweest het verbond te verbreken. Door mijn rede echter hevig bewogen hebben ze het niet verbroken.
13. Je hebt ons alles afgenomen. Zullen we ook gedwongen worden het vaderland te verlaten?
14. De bondgenoten hebben zich aan onze bescherming toevertrouwd. Dus zal het noodzakelijk zijn hen te verdedigen.
15. Alle beurgers treurden om de dood van deze fantastische man, die gedurende vele jaren aan het hoofd van de legioenen had gestaan en vele oorlogen met succes gevoerd.
16. De soldaten was verboden de plaats waar de hinderlaag tegen de vijanden was geplaatst, te verlaten.
17. Binnen weinige maanden hadden ze de oude tempel afgebroken en een nieuw gebouwd.
18. Hij bezat landhuizen en akkers. Dit alles heeft hij in 1 dag verloren.