Exercitium 29: Catullus
Je zult goed bij me eten, Fabullus van mij, als de goden je begunstigen, op/binnen weinig dagen, als je een goede en grote maaltijd met je zult hebben meegebracht, niet zonder een betoverend mooi meisje, en wijn en zout en allemaal geschater. Als je dit, zeg ik, zult hebben meegebracht, mijn charmante vriend, zul je goed eten; want de beurs van jouw Catullus zit vol spinnewebben.