Exercitium 18: A
1. lachend opent hij voor ons de poort en sluit hem achter zich.
2. Ze eten en drinken, maar niemand denkt na over het enorme gevaar.
3. Onze voorwaarden zullen door de vijanden worden versmaad.
4. Geloof me, vriend. De mensen zullen je woorden niet begrijpen, noch goedkeuren.
5. De aanvoerder van de Galliƫrs is van plan de oorlog te rekken.
6. een deel van de buit wordt naar de tempel van Jupiter gebracht.
7. Alle dingen groeien door eendracht, maar houden op te bloeien door tweedracht.
8. Kom binnen, jongen, doe de deur dicht en vertel me alles.
9. Onze stad wordt door vijanden belegerd. Brengt ons hulp, bondgenoten.
10. We zullen de schepen toch kopen, hoewel ze al oud zijn.
11. Als jullie zullen zoeken, zullen jullie vinden. Jullie vinden (daarom) niet, omdat jullie niet zoeken.
12. Het staat jullie niet vrij verder te gaan; wacht hier op ons.
13. De troepen kunnen niet over de rivier worden geleid. De brug is immers door de vijanden verwoest.
14. De vrachten zullen door de inwoners op het hoofd naar de kust worden gedragen.
15. De strijd zal fel zijn en velen zullen vallen; maar onze soldaten zullen dapper zijn en niemand zal van zijn plaats wijken.
16. Haast u, mannen, de zon zal immers spoedig ondergaan. Als wij ons zullen haasten, zullen wij voor de nacht in de stad komen.
17. De Via Sacra leidt naar het Capitool, naar de tempel van Jupiter Capitolinus.
18. Ik zal een boek schrijven over het leven van de Grieken.
19. Steekt de lampen aan, vrinden, eet en drinkt en weest vrolijk.
20. Wat zullen jjullie de rechters antwoorden als jullie ondervraagd zullen worden? Zullen jullie de rechters bedonderen?
21. De overwinnaars zullen kinderen en vrouwen sparen.
22. Het woest paard kon door de ruiter niet worden bestuurd.
23. Een geweldige mensenmenigte daalde van de berg af en rende over de vlakte.