Hoofdstuk 29, tekst A
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 2
Julius Civilis, die zoals Hannibal een oog had verloren, was gewend te zeggen: 'ik zal een tweede Hannibal zijn, ik zal de Romeinse legioenen vernietigen, zoals hij bij Cannae! Maar de Romeinen zullen mij niet overwinnen, zoals zij hem hebben overwonnen bij Zama! Eens zal ik over het Bataafse volk heersen!'
Toen Vitellius de Bataafse jeugd wilde oproepen, riep Civilis, omdat hij verontwaardigd was over dit onrecht, de aanzienlijksten van het volk zogenaamd voor een feestmaal bijeen in een heilig woud.
Zodra hij zag dat zij door de nacht en het bier zeer blij waren, spreekt/sprak hij eerst over de lof en de roem van het volk, (en) daarna over het onrecht/de onrechtvaardigheden en de slavernij, (en) tenslotte zegt/zei hij dergelijke dingen: 'Zie ons bondgenootschap met de Romeinen! De Romeinen beschouwen ons niet als bondgenoten, maar als slaven. Nu komt er zelfs geen onderbevelhebber hierheen,
maar moeten wij centurio's gehoorzamen. Zij zullen spoedig, verzadigd door buit en ons bloed, uit dit gebied weggaan en andere centurio's zullen hen opvolgen en zij zullen ons beroven en neerdrukken. Snel daarna zullen ze onze jeugd oproepen, (en) kinderen van hun ouders, (en) broers van broers voor eeuwig scheiden. Zo'n slavernij zullen wij niet langer verdragen!
Kijk naar mij! kijk naar mijn lange (en) rode haar. Dit haar zal ik zo lang behouden, als enige Romein in ons gebied zal blijven!
Luister naar mij! Onder mijn leiding zullen jullie alle Romeinen doden of wegjagen!'