Exercitium 15: A
1. Iedere man zal je helpen.
2. Iedere moeder houdt van haar kinderen.
3. Iedere oorlog is verschrikkelijk en wreed.
4. Ik ben met de hulp van een dappere man uit een groot gevaar gered.
5. Met de hulp van een onsterfelijke godin zijn wij bevrijd.
6. Het begin van ieder werk is moeilijk.
7. Allelboeken waren door de brand verwoest.
8. Alle maaltijden werden door slaven klaargemaakt.
9. Alle geschenken, ofschoon klein, zullen ons aangenaam zijn.
10. Na de overwinning was de vreugde van alle soldaten groot.
11. Wij zullen de hulp van alle godinnen afsmeken.
12. Niet van alle werken is het begin gemakkelijk.
13. De arme slaven werden vaak gestraft door hun wrede meester.
14. Het schip nadert de kust met een ongelofelijke snelheid.
15. In korte tijd zullen zij hier naartoe komen.
16. Wij zullen niet kunnen gehoorzamen aan een wrede en ruwe meester.
17. Alle vestingen zullen reeds door de vijanden veroverd zijn, voordat onze troepen zullen aankomen.
18. Soms lijken zonen helemaal niet op (zijn helemaal niet gelijkend op) hun vaders.
19. Er kan niet aan alle burgers van de verwoeste stad voedsel worden gegeven.
20. Ik zal geholpen worden door mijn trouwe vrienden.
21. De tocht door de bergen naar de kust is niet gemakkelijk voor paarden. Het zal noodzakelijk zijn te voet te gaan.
22 . Ik ben droef, want ik zal morgen niet kunnen komen.
23. door vermoeide soldaten zullen geen zware lasten het kamp in gedragen kunnen worden.
24. Hij zal het moeilijke werk niet kunnen voltooien, tenzij hij door ons zal worden geholpen.
25. Jouw raad was altijd nuttig voor mij.
26. Het zal niet gemakkelijk voor jullie zijn om een goed versterkte vesting te veroveren.
27. Soms is het moeilijk om te zwijgen.
28. Wij houden niet van zoete wijn.