Exercitium 3: A
Categorie: Boek > Tirocinium Latinum
1. Moeder roept de jongens, maar de jongens komen niet. ‘Waarom komen jullie niet?’ vraagt moeder. ‘Wij helpen vader,’ antwoorden de jongens.
2. Waar zijn de boeken?
3. Waar zijn de kinderen?
4. De boer ploegt de akkers.
5 Waarom straft u me, meester? Ik heb geen schuld.
6. Jullie zijn dokters en daarom moeten jullie ons helpen.
7. Ik nodig de meester, maar ook jou uit.
8. De dienaren moeten zwijgen. De kinderen slapen immers.
9. Het is avond. Waarom gaan jullie niet naar huis?
10. Hij is geen leraar, maar arts.
11. Wij zien onze boeken nergens.
12. Hij houdt van kinderen.
13. Vader en moeder wachten op jou. Je moet je haasten.
14. Waar zien jullie de leraar?
15. De Romeinen zijn erg bang voor de goden.
16. Jullie moeten je naar Corinthe haasten, mannen. Want daar wachten ze op jullie.
17. Waar woont u, dokter?
18. Jullie moeten de kinderen niet moe maken.
19, Vader roept zijn dochter: ‘Lucia, waar ben je?’
20. De piraten doden mannen, vrouwen en kinderen en verwoesten de huizen.
21. Lucia hoort het geschreeuw, is bang en verbergt zich.
22. Waarom vrezen jullie de strijd, bondgenoten?
23. Minerva is een godin.
24. De mannen vrezen Caesar en verbergen zich.
25. De bodes komen naar Rome. Ze berichten de overwinning.
26. Waar ben je, Marcus? je moet je naar school haasten.
27. Ik help de mannen niet, omdat zij vijanden zijn.
28. Moeder roept jullie, jongens. Jullie moeten komen.
29. De kinderen vechten en roepen en horen daarom moeder niet.
30. Waarom zwijgen jullie en antwoorden jullie niets?