Hoofdstuk 18, tekst A: werkboek
Categorie: Boek > Disco > Boek 2
1.PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
nom. ego tu nos vos
gen. --- --- nostrum vestrum
dat. mihi tibi nobis vobis
acc. me te nos vor
abl. me te nobis vobis

2. BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD
meus tuus noster vester
mijn jouw onze jullie

3.CONGRUENTIE
het bijvoegelijk naamwoord past zich in naamval, geslacht en getal aan heet zelfst. naamw. aan.

WEDERKEREND VOORNAAMWOORD
1.SSS
A SE en SIBI

2 WIE ZIJN HET
1 eam: JULIA se: CORNELIA

3Hij of zij?
1 de soldaten zeggen dat zij niet gevlucht is
2moeder zegt dat zij blij is
3 de soldaat zegt dat hij gestreden heeft
4 de meisjes zeggen dat zij vogels gezien hebben

18A het vonnis van brutus
1 de macht werd verdeelt over twee consuls; de consuls werden voor een jaar gekozen; de consuls hadden het veto-recht ten opzicht van voorstellen van elkaar
2 een raad van oude, wijze mannen; de senaat
3 jonge mannen van hoge afkomst; in de koningstijd zat je voor jaren goed, als je in een goed blaadje bij de koning stond; nu kwamen er elk jaar nieuwe consuls.
4 zijn eigen zonen namen deel aan de samenzwering tegen de republiek.

r1. brutus was, nadat hij had gehoord dat zijn(eigen) zonen onder de verraders waren, erg bedroeft. waarom hadden ze dat gedaan? uit begeerta naar geld of naar macht?
zijn echtgenote smeetke hem: 'brutus, jij bent consul, red mijn zonen uit het gevaar van de dood!'
brutus echter zei dat hij het heil van rome verkoos boven zijn eigen heil en (dat hij) daarom zijn zonen niet wilde beschermen.
de tijd was al aanwezig/aangebroken om de straf te voltrekken. de aanzienlijke jongemannen stonden vastgebonden aan de paal. de mensen richtten hun ogen op de zonen van de consul.

onderstrepen EOS en VOLUISSE

zij konden niet geloven dat dezen het vaderland dat hun vader had bvrijd, hadden willen verraden aan tarquinius. de consuls gingen naar voren naar hun zetel en brutus zei: 'ga(at), lictoren, en voltrek(t) de straf.' de lictoren kleedden de jongemannen uit (en) ranselden hun naakte lichamen af met takken en onthoofdden (hen)
consul brutus zag zijn zonen sterven/dat zijn zonen stierven, maar wendde zijn ogen niet af. onbewogen zat hij op zijn zetel en verborg zijn verdriet.

VRAGEN BIJ TEKST 18A
1 auri cupidine an potestatis
2 het doodstil zitten; het verdriet verberg
3 a[eigen mening]
b[eigen mening]
c[eigen mening]

4TAAL BIJVOEGELIJK NAAMWOORD EN BIJWOORD GROEP3

1 welke vorm

A audax miles
fortium virorum
ingentia flumina
forti consule
acris gladii

2 vorm en betekenis
dedecus ingens
armis acribus
miles fortis
dolore acri
hominis audacis
templorum ingentium
viro audaci
genus forte

3ALLEMAAL -i
Luister, mijn zoon; de goden redden elk trouw/betrouwbaar mens

4 BIJWOORD?
onderstreep: fortiter,misere,celerite,acriter,alte,sceleste

B&C KOMEN NOG xx