10/2: De wet is hard, maar het is de wet.
Categorie: Boek > Studium > Boek 1
Grootvader en Quintus zitten aan de deur van de villa. Vier dienaren voeden de paarden van de Heer. Quintus leest een boek. Plots leest hij hardop: << De wet is hard, maar het is de wet. >> De jongen vraagt aan grootvader: << Zijn de Romeinse wetten hard ? >> Grootvader: << De wetten zijn altijd hard. De mens is niet altijd goed. Soms doden mensen andere mensen. De wetten zijn noodzakelijk voor de burgers en voor het Rijk. Er zijn vele wetten voor de Romeinse burgers. Quintus: << Ik ben niet slecht. De wetten zijn voor mij niet noodzakelijk. De wetten zijn echter noodzakelijk voor de slechte buger. De Romeinse burgers moeten aan de wetten gehoorzamen. De burgers van het Romeinse Rijk nemen de wetten van onze Keizer aan.Trianus, onze Keizer heeft grote macht. De grote Keizers kunnen de mensen oordelen. >> Quintus: << Kan de Keizer mijn vader en mijn moeder oordelen ? >> Grootvader: << Zo is het. Je vader en je moeder zijn echter goede mensen. Onze Keizer is een uitstekende en rechtvaardige rechter, hij roept alleen slechte mensen naar het gerecht, want hij kent de geest van de mensen. >> Quintus: << Waar zetelt de Keizer ? >>Grootvader: << Hij woont in Rome, maar hij bezoekt dikwijls de steden van zijn burgers. >> Quintus:<< Er zijn toch zeker wel andere rechters in het Romeinse Rijk ? >> Grootvader: << Zo is het. De Romeinse burgers nemen niet alleen de wetten van de Keizer aan, maar ook van de andere rechters. >> De jongen begint opnieuw zijn boek te lezen. Grootvader: << Quintus, één van onze dienaren is afwezig. Ik zie slechts drie dienaren. >> De jongen houdt op met lezen. Quintus: << Ik ga de dienaar zoeken, grootvader. >> Quintus begint te zoeken. Hij ziet drie dienaren op het veld, dicht bij de paarden. De jongen vraagt aan de dienaren: << Waar is jullie vriend ? >> De jonge mannen antwoorden echter niet en zij beginnen te zingen. Quintus is kwaad: << Ik waarschuw jullie, zegt hij, jullie kunnen mij niet misleiden. >>Daarna loopt hij naar de oever van de Maas en roept plots: << Oh ! De luie dienaar zwemt in de Maas ! >> Quintus beveelt: << Luie dienaar, kom uit het water ! >> De dienaar antwoordt echter: << Ik kom niet. Jij bent mijn meester niet. Je vader is mijn meester. Ik gehoorzaam aan je vader, niet aan jou. >> De dienaar wil niet gehoorzamen en lacht Quintus uit. Daarna komt grootvader bij de oever van de Maas aan. De dienaar komt uit het water, als hij grootvader ziet. De kwade Quintus neemt een stok en slaat met de stok het lichaam van de dienaar, niet eenmaal, maar tweemaal. Door de pijn weent de dienaar en hij ontrukt de stok aan de jongen.Grootvader beveelt te stoppen en hij zet Quintus met stem en ogen onder druk: << Hou op, Quintus, gij zijt geen beest, maar een mens ! Het is niet toegelaten, een dienaar met een stok, te slaan. De dienaar is ook een mens. Roep je vader. >> Quintus: << Hij is een dienaar. Een dienaar moet aan de Romeinse burgers gehoorzamen. Vader ! Vader ! Kom ! >> Wanneer Marcus de stok, de dienaar en de kwade jongen ziet, waarschuwt hij zijn zoon: << Mijn zoon, het menselijk lichaam is geen beest. >> Quintus: << De luie dienaar zwemt in de Maas en voedt de paarden niet. Hij gehoorzaamt mij niet en hij lacht mij uit. >> Vader: << Quintus, het past nooit met een stok te slaan. En gij, Lentus, waarom lach je mijn zoon uit ? Gij moet altijd aan de Romeinse burgers gehoorzamen; Gij moet of aan mij, of aan mijn zoon gehorzamen. >> De wet is hard, maar het is de wet.