Hoofdstuk 32, tekst A
1. Maxentius bleef in Rome, omdat hij een orakel had gekregen, dat hij om zou komen, als hij buiten de poorten van de stad zou (zijn ge)gaan. Toch werd de oorlog door geschikte aanvoerders gevoerd. Maxentius had meer troepen. Er werd/is een gevecht geleverd en bij het vechten waren soldaten van Maxentius sterker.
5. Eindelijk bracht Constantijn, verlangend om oorlog te voeren, alle troepen dichterbij de stad en stelde zich op recht tegenover de Milvische brug. hij werd in zijn slaap gewaarschuwd om het hemels teken van God te schrijven op de schilden van de soldaten en zo de strijd te beginnen. Hij doet/deed, zoals bevolen werd, en schrijft/schreef het teken van Christus op de schilden.
10. Met dit teken gewapend grijpt/greep het leger het zwaard. De vijand komt/kwam hen tegemoet om te strijden zonder Maxentius en steekt/stak de brug over. De slaglinies raken/raakten slaags met gelijk front, (en) er wordt/werd met de grootste kracht aan beide kanten gevochten. In de stad ontstaat/ontstond een opstand en Maxentius wordt uitgescholden als verrader van het algemeen welzijn. En toen hij plotseling gezien werd, - hij had het besluit
15. genomen om spelen te geven- schreeuwt/schreeuwde het volk één stem uit, dat Constantijn niet overwonnen kan/kon worden. Omdat hij door die woorden bang gemaakt is/was, gaat/ging hij snel weg en, roept/riep enkele senatoren om de Sibyllijnse boeken te raadplegen: daarin werd gevonden dat op die dag een vijand van de Romeinen zou omkomen. Verheugd over dat antwoord, komt/kwam hij naar de slaglinie. De brug wordt/werd echter
20. achter hem afgebroken. Het leger van Maxentius wordt/werd verjaagd, zelf kan/kon hij door te vluchten de brug bereiken, die gedeeltelijk was afgebroken, en in het nauw gebracht door een menigte (van) vluchtenden, wordt/werd hij in de Tiber gegooid. Toen de zeer felle strijd eindelijk was volbracht, is/werd met grote blijdschap van de senaat en het Romeinse volk Constantijn als keizer erkend.