Aeneis VI, 42-211
Hoofdstuk 2
Voorbereiding voor de afdaling
1 Aeneas ontmoet de Sibylle
b ontmoeting met de Sibylle
Excisum Euboicae latus ingens rupis in antrum,
De geweldige zijwand van de Euboeïsche rots is uitgehakt tot een grot,
quo lati ducunt aditus centum, ostia centum,
waarheen honderd brede schachten, honderd openingen leiden,
unde ruunt totidem uoces, responsa Sibyllae.
vanwaar evenveel stemmen stromen, antwoorden van de Sibylle.
45 uentum erat ad limen, cum uirgo 'poscere fata
Ze waren bij de drempel gekomen, toen de maagd sprak:
tempus' ait; 'deus ecce deus!' cui talia fanti
‘Het is tijd om de orakels te vragen; de god, kijk, de god!’ Voor haar, toen zij dergelijke woorden sprak
ante fores subito non uultus, non color unus,
voor de ingang, was plotseling de gezichtsuitdrukking, de gelaatskleur niet dezelfde,
non comptae mansere comae; sed pectus anhelum,
haar haren bleven niet verzorgd; maar borst is hijgend
et rabie fera corda tument, maiorque uideri
en haar door geestesvervoering wilde hart is gezwollen, en zij lijkt groter
50 nec mortale sonans, adflata est numine quando
en niet sterfelijk klinkend, omdat zij is bezield door de macht van de god
iam propiore dei. 'cessas in uota precesque,
die haar al nadert. ‘Aarzel je om over te gaan tot geloften en gebeden,
Tros' ait 'Aenea? cessas? neque enim ante dehiscent
Trojaan Aeneas?’ zei ze ‘Aarzel je? Want niet eerder zullen de grote openingen
attonitae magna ora domus.' et talia fata
van het bezielde huis zich openen.’ En na zo gesproken te hebben
conticuit. gelidus Teucris per dura cucurrit
zweeg ze. Een ijskoude siddering trok door de harde botten
55 ossa tremor, funditque preces rex pectore ab imo:
van de Trojanen, en de koning stort gebeden uit het diepst van zijn hart.
1 Bij vertaling a is ingens bij latus vertaald, bij vertaling b bij antrum.
2 Apollo
3 - ellips (aanvulling van est)
- anafora (non)
- trikolon (non vultus t/m comae)
- alliteratie en assonantie (comptae … comae)
4 (lati) aditus (centum), ostia (centum) in 43
5 Gelidus staat als eerste woord en tremor als laatste woord van de zin (hyperbaton); bovendien is ossa tremor geplaatst als enjambement voor een komma (zinsdeel).
6 - doordat de Sibylle zo’n verschrikkelijke verandering ondergaat, omdat ze in extase raakt
- ze zegt dat de god aanwezig is (deus ecce deus)
c Aeneas’ gebed tot Apollo
'Phoebe, grauis Troiae semper miserate labores,
Phoebus, u die altijd medelijden had met de zware ellende van Troje,
Dardana qui Paridis derexti tela manusque
die de Trojaanse pijlen en handen van Paris richtte
corpus in Aeacidae, magnas obeuntia terras
op het lichaam van Achilles, vele zeeën die grote
tot maria intraui duce te penitusque repostas
landen omgeven, heb ik onder uw leiding bevaren en de ver weg gelegen
60 Massylum gentis praetentaque Syrtibus arua:
Volkeren van de Massyliërs en velden die gelegen zijn voor de Syrten:
iam tandem Italiae fugientes prendimus oras.
nu bereiken we eindelijk de terugwijkende kusten van Italië.
hac Troiana tenus fuerit fortuna secuta;
moge tot hier het Trojaans lot (ons) gevolgd hebben;
uos quoque Pergameae iam fas est parcere genti,
het is geoorloofd dat ook u eindelijk het Trojaanse volk spaart,
dique deaeque omnes, quibus obstitit Ilium et ingens
alle goden en godinnen, voor wie Ilium en de geweldige roem
65 gloria Dardaniae. tuque, o sanctissima uates,
van Troje een doorn in het oog zijn. En u, o zeer heilige zieneres,
praescia uenturi, da (non indebita posco
die de toekomst van tevoren weet, vergun het (ik vraag om een heerschappij
regna meis fatis) Latio considere Teucros
die mij door mijn lot zeer toekomt) dat de Trojanen zich in Latium vestigen
errantisque deos agitataque numina Troiae.
evenals de zwervende goden en opgejaagde machten van Troje.
tum Phoebo et Triuiae solido de marmore templum
Dan zal ik voor Phoebus en Trivia uit massief marmer een tempel
70 instituam festosque dies de nomine Phoebi.
Oprichten en feestdagen genoemd naar Phoebus instellen.
te quoque magna manent regnis penetralia nostris:
Ook u wachteen grote cella in ons rijk:
hic ego namque tuas sortis arcanaque fata
want hier zal ik uw orakels en geheime lotsbepalingen
dicta meae genti ponam, lectosque sacrabo,
aan mijn volk opbergen en geselecteerde mannen tot priester wijden,
alma, uiros. foliis tantum ne carmina manda,
goedgunstige. Vertrouw uw orakelverzen niet slechts aan bladeren toe,
75 ne turbata uolent rapidis ludibria uentis;
opdat ze niet in verwarring gebracht speelbal voor de snelle winden wegvliegen;
ipsa canas oro.' finem dedit ore loquendi.
ik smeek u zelf te voorspellen.’ Hij beëindigde met hardop spreken.
1 62: Aeneas vraagt Apollo om, nu ze Italië bereikt hebben, een einde te maken aan hun ellende.
2a preces (56-68), vota (69-73)
2b eerst de preces, dan de vota, dus chiastische ten opzichte van vota precesque
3 Dat ze de Trojanen nooit hebben geholpen maar in tegendeel tegengewerkt, omdat ze jaloers waren op het succes van Troje.
4a Troiae / Troiana in 56,62,68, Dardana / Dardaniae i9n 57,65, Pergameae in 63, Ilium in 64 en Teucros in 67
4b Om afwisseling te creëren en om metrische redenen.
5a - Schrijvers vat fugientes op als bijstelling vij het onderwerp ‘wij’
- Schwartz neemt fugientes als bijvoeglijk bij oras
5b Fugientis kan ook genitivus zijn bij Italiae
6 Marmer werd in Rome voor bouwwerken pas op grote schaal gebruikt in Augustus’ tijd.
d Profetie van de Sibylle
At Phoebi nondum patiens immanis in antro
Maar de zieneres, nog niet in de ban van Phoebus, loopt als een razende rond
bacchatur uates, magnum si pectore possit
In de grot om te zien of ze de machtige god kan
excussisse deum; tanto magis ille fatigat
afwerpen van haar hart; des te meer put hij haar uit,
80 os rabidum, fera corda domans, fingitque premendo.
haar schuimende mond, haar wilde hart bedwingend, en hij dresseert haar door haar in te tomen.
ostia iamque domus patuere ingentia centum
En uiteindelijk zijn de honderd geweldige openingen van het huis uit zichzelf
sponte sua uatisque ferunt responsa per auras:
Opengegaan en zij brengen de antwoorden van de zieneres door de lucht:
'o tandem magnis pelagi defuncte periclis
‘O jij die eindelijk de grote gevaren van de zee hebt doorstaan
(sed terrae grauiora manent), in regna Lauini
(maar te land wachten zwaardere), de Trojanen zullen komen
85 Dardanidae uenient (mitte hanc de pectore curam),
in het rijk van Lavinium (ban deze zorg uit je hart),
sed non et uenisse uolent. bella, horrida bella,
maar ze zullen willen niet gekomen te zijn. Oorlogen, huiveringwekkende oorlogen,
et Thybrim multo spumantem sanguine cerno.
en de Tiber schuimend van het vele bloed zie ik.
non Simois tibi nec Xanthus nec Dorica castra
Voor jou zullen niet de Simois noch de Xanthus noch het Griekse legerkamp
defuerint; alius Latio iam partus Achilles,
Ontbreken; een andere Achilles is al voortgebracht in Latium,
90 natus et ipse dea; nec Teucris addita Iuno
eveneens een zoon van een godin; en nergens zal Iuno die de Trojanen op de huid zit,
usquam aberit, cum tu supplex in rebus egenis
afwezig zijn, wanneer jij als smekeling in behoeftige omstandigheden
quas gentis Italum aut quas non oraueris urbes!
Alle volkeren van de Italiërs of alle steden zult hebben gesmeekt!
causa mali tanti coniunx iterum hospita Teucris
De oorzaak van de zo grote rampspoed zal wederom een buitenlandse echtgenote
externique iterum thalami.
en weer een huwelijk met een buitenlandse voor de Trojanen zijn.
95 tu ne cede malis, sed contra audentior ito,
Wijk niet voor de ellende, maar je moet daarentegen dapperder gaan
qua tua te Fortuna sinet. uia prima salutis
dan je lot je zal toestaan. De eerste weg naar redding zal
(quod minime reris) Graia pandetur ab urbe.'
(wat je het minst verwacht) zich vanaf een Griekse stad openen.’
1 Apollo: fatigat, domans, fingit, premendo
Sibylle: nondum patiens, excusisse (magnum deum), os rabidum, fera corda
2 - hyperbaton (magnum … deum)
- enjambement (excusisse deum)
- voorop plaatsen van magnum in de zin (magnum … deum)
3 Of hij wel in staat zal zijn eenn nieuw rijk voor de Trojanen en hun goden te stichten (67-8).
4 bloed van gesneuvelde Trojanen en Italiërs
5 LL/LL/LL/LL/LKK/LK laatste kan ook LL
L = lang, K = kort
Het gebruik van de spondeeën benadrukt de ernst en het afschuwelijke karakter van de oorlog, die komen gaat.
6 - er zijn weer twee rivieren bij betrokken
- een vijandig legerkamp tegenover hen (van Italiërs)
- een godenzoon als tegenstander (Turnus)
- een buitenlandse vrouw en huwelijk met haar als oorzaak van alle ellende (Lavinia)
- Iuno is weer anti-Trojaans
7a Het vers is niet af.
7b Vergilius overleed, voordat hij de Aeneis helemaal had voltooid.
8 ‘je moet dapperder gaan dan je lot je zal toestaan = je moet het jou toegekende lot als het ware uitdagen en overtreffen’
9 Omdat de Trojanen alleen maar vijandschap van de kant van de Grieken hebben ondervonden.
2 Aeneas smeekt in de onderwereld te mogen afdalen.
a Aeneas verzoekt de Sibylle het mogelijk te maken zijn vader te ontmoeten.
Talibus ex adyto dictis Cumaea Sibylla
Met dergelijke woorden vanuit de tempel geeft de Sibylle van Cumae
horrendas canit ambages antroque remugit,
Haar huiveringwekkende voorspellingen en brult terug uit de grot,
100 obscuris uera inuoluens: ea frena furenti
terwijl ze de waarheid onthuld in duistere bewoordingen: zulke teugels schudt
concutit et stimulos sub pectore uertit Apollo.
Apollo voor de razende en drijft prikkels onder in haar borst.
ut primum cessit furor et rabida ora quierunt,
Zodra de extase geweken en haar razende mond tot rust gekomen was,
incipit Aeneas heros: 'non ulla laborum,
begon de held Aeneas te spreken: ‘Geen enkel nieuw
o uirgo, noua mi facies inopinaue surgit;
of onverwacht beeld van beproevingen richt zich op voor mij, maagd;
105 omnia praecepi atque animo mecum ante peregi.
alles heb ik vernomen en bij mezelf grondig voorheen overwogen.
unum oro: quando hic inferni ianua regis
Alleen dit vraag ik: omdat men zegt dat hier de toegant tot de koning
dicitur et tenebrosa palus Acheronte refuso,
van de onderwereld en het duistere meer, gevormd door het overstromen van de Acheron, zijn,
ire ad conspectum cari genitoris et ora
moge het mij te deel vallen naar de aanblik en het gelaat van mijn vader
contingat; doceas iter et sacra ostia pandas.
te gaan; moge u de weg wijzen en de heilige deuren openen.
1 - frena concutit
- stimulos sub pectore vertit
2 bacchatur (78)
3 In 76 vraagt hij Apollo d.m.v. de Sibylle om de Trojanen eindelijk een plaats te geven om zich te vestigen; hier richt hij zich persoonlijk tot de Sibylle om hem te helpen zijn vader in de onderwereld te bezoeken.
b ‘Heb medelijden met zowel vader als zoon.’
110 illum ego per flammas et mille sequentia tela
Hem heb ik door vlammen en duizend volgende
eripui his umeris medioque ex hoste recepi;
gered op deze schouders en midden uit de vijand in veiligheid gebracht;
ille meum comitatus iter maria omnia mecum
hij, mijn reis vergezellend, verdroeg met mij alle zeeén
atque omnis pelagique minas caelique ferebat,
en alle dreigementen van de zee en de hemel,
inualidus, uiris ultra sortemque senectae.
Zwak, iets wat boven zijn kracht en het lot van de ouderdom uitging.
115 quin, ut te supplex peterem et tua limina adirem,
Ja, zelf om u als smekeling te vragen en naar uw drempel te gaan
idem orans mandata dabat. gnatique patrisque,
daartoe gaf hij smekend opdrachten. Ik smeek u, goedgunstige,
alma, precor, miserere (potes namque omnia, nec te
heb medelijden met zoon en vader (want u kunt alles en Hecate
nequiquam lucis Hecate praefecit Auernis),
stelde u niet zonder reden aan het hoofd van het Avernische woud),
si potuit manis accersere coniugis Orpheus
als Orpheus de schim van zijn vrouw kon laten komen
120 Threicia fretus cithara fidibusque canoris,
vertrouwend op zijn Thracische lier en klankrijk snaarinstrument,
si fratrem Pollux alterna morte redemit
als Pollux zijn broer vrijkocht met een afwisselende dood
itque reditque uiam totiens. quid Thesea, magnum
en hij zovaak de weg gaat en teruggaat. Waarom moet ik Theseus vermelden,
quid memorem Alciden? et mi genus ab Ioue summo.'
waarom de grote Hercules? Ook mijn geslacht stamt af van de hoogste Iuppiter.’
1 stormen, wolkbreuken, windstiltes
2 ire ad … … ora (108)
3 Afwisselend dood en levend: ze wisselen tussen dood en leven.
4 (Als het deze helden is gelukt om de onderwereld in te gaan en eruit te komen), dan moet mij (als afstammeling van Iuppiter) ook lukken.
5 Orpheus en Pollux
c Het is voor slechts weinigen weggelegd de onderwereld te bezoeken.
Talibus orabat dictis arasque tenebat,
Met dergelijke woroden smeekte hij en hield het altaar omvat,
125 cum sic orsa loqui uates: 'sate sanguine diuum,
Toen de zieneres zo begon te spreken: ‘Afstammeling van het bloed van de goden,
Tros Anchisiade, facilis descensus Auerno:
Trojaan, zoon van Anchises, makkelijk is de afdaling in de onderwereld:
noctes atque dies patet atri ianua Ditis;
dag en nacht staat de deur van de donkere Dis open;
sed reuocare gradum superasque euadere ad auras,
maar terugkeren en ontsnappen naar de bovenwereld
hoc opus, hic labor est. pauci, quos aequus amauit
dit is het werk, dit de inspanning. Weinigen, van wie de goedgunstige Iuppiter
130 Iuppiter aut ardens euexit ad aethera uirtus,
hield of een brandende moed naar de hemel verhief,
dis geniti potuere. tenent media omnia siluae,
afstammelingen van goden, konden het. Bossen bedekken al het gebied ertussen
Cocytusque sinu labens circumuenit atro.
en de Cocytus, voortglijdend in een donkere, bochtige loop, stroomt eromheen.
quod si tantus amor menti, si tanta cupido est
Maar als jouw geest een zo grote liefde, een zo groot verlangen heeft
bis Stygios innare lacus, bis nigra uidere
tweemaal de meren van de onderwereld te bevaren, tweemaal de zware Tartarus
135 Tartara, et insano iuuat indulgere labori,
te zien en het jou plezier doet toe te geven aan een waanzinnige inspanning,
accipe quae peragenda prius.
verneem dan wat eerst moet worden voltooid.
1 orabat en tenebat zijn imperfecta en geven een beschrijving van de achtergrond: Aeneas was aan het smeken met zijn handen op het altaar.
Orsa (est) is een perfectum dat een handeling / gebeurtenis aangeeft.
2 positief: de Sibylle zal hem helpen de onderwereld te bezoeken; want Aeneas is een’godenzoon’.
3 - hij voegt slechts toe bij weinigen
- het bijvoeglijk naamwoord aequus vertaalt hij als werkwoord (begenadigde)
4 nu (bij het binnengaan van de onderwereld) en bij Aeneas’ dood
5 - si tantum … si tanta (133)
- bis … bis
Ze benadrukken de eigenlijk onmogelijke opgave om tweemaal (nu en bij de dood) de onderwereld in te komen.
d De Sibylle noemt drie voorwaarden, vorodat Aeneas de onderwereld betreden kan.
latet arbore opaca
In een schaduwrijke boom is verborgen
aureus et foliis et lento uimine ramus,
een tak van goud wat bladeren en buigzame stam betreft,
Iunoni infernae dictus sacer; hunc tegit omnis
gewijd aan Iuno van de onderwereld; deze bedekt een heel
lucus et obscuris claudunt conuallibus umbrae.
woud en omsluiten schaduwen in donkere valleien.
140 sed non ante datur telluris operta subire
Maar niet eerder is het geoorloofd af te dalen in de donkere diepten
auricomos quam quis decerpserit arbore fetus.
van de aarde dan als iemand de tak met gouden bladeren van de boom heeft geplukt.
hoc sibi pulchra suum ferri Proserpina munus
De mooie Propserpina heeft ingesteld dat dit als haar dierbare geschenk
instituit. primo auulso non deficit alter
gebracht wordt. Wanneer de eerste is losgerukt, ontbreekt niet de tweede
aureus, et simili frondescit uirga metallo.
gouden tak, en de twijg loopt uit met hetzelfde metaal.
145 ergo alte uestiga oculis et rite repertum
Dus spoor hem omhoog kijkend op en pluk hem me je hand na hem volgens juist
carpe manu; namque ipse uolens facilisque sequetur,
gebruik gevonden te hebben; want hij zal zelf gewillig en makkelijk volgen,
si te fata uocant; aliter non uiribus ullis
als het lot je roept; anders zul je hem met geen enkele kracht
uincere nec duro poteris conuellere ferro.
kunnen overwinnen of met hard ijzer afsnijden.
praeterea iacet exanimum tibi corpus amici
Bovendien ligt er voor jou het ontzielde lichaam van een vriend
150 (heu nescis) totamque incestat funere classem,
(ach je weet het niet) en hij bezoedelt met zijn lijk de hele vloot,
dum consulta petis nostroque in limine pendes.
terwijl jij naar orakels vraagt en bij onze drempel verblijft.
sedibus hunc refer ante suis et conde sepulcro.
Breng hem eerst naar de rustplaats, waarop hij recht heeft, en begraaf hem.
duc nigras pecudes; ea prima piacula sunto.
Breng zwarte schapen hierheen; dit moeten de eerste zoenoffers zijn.
sic demum lucos Stygis et regna inuia uiuis
Zo pas zul je de wouden van de Styx en het rijk ontoegankelijk voor levenden
155 aspicies.' dixit, pressoque obmutuit ore.
zien.’ Zij sprak zo en na haar mond te hebben gesloten verstomde ze.
1a aureus / auricomos staat op de eerste plaats van het vers en hoort bij ramus / fetus het laatste woord (hyperbaton).
1b aureus staat op de eerste plaats van het volgende vers als enjambement.
2 Proserpina
3 ramum
4 - hij is van goud
- hij is gewijd aan Proserpina
- alleen met deze tak is het mogelijk in de onderwereld af te dalen
- hij groeit na afgeplukt weer aan
- hij kan alleen worden geplukt door degene die daarvoor door het lot is voorbestemd
5 van carpe manu: met de hand plukken voldoet, er is geen mes bij nodig
6 - (alte vestigia oculis et) rite repertum carpe manu (145-146)
- sedibus t/m sepulcro (152)
- duc nigras pecudes (153)
7 Omdat het offers zijn voor de goden van de onderwereld.
8 Het vervullen van de drie voorwaarden van de Sibylle:
- de gouden tak zoeken en afplukken
- een overleden vriend begraven
- zwarte schapen offeren
3 De voorwaarden worden vervuld.
a Ze vinden het lijk van Misenus en verzamelen hout voor een brandstapel.
Aeneas maesto defixus lumina uultu
Aeneas gaat voort, met een bedroefd gelaat, de ogen naar beneden gericht,
ingreditur linquens antrum, caecosque uolutat
Terwijl hij de grot verlaat, en overweegt bij zichzelf
euentus animo secum. cui fidus Achates
de mysterieuze gebeurtenissen. Met hem gaat de trouwe Achates
it comes et paribus curis uestigia figit.
mee als metgezel en plaats zijn voeten met gelijke zorgen.
160 multa inter sese uario sermone serebant,
Ze bespraken veel met elkaar in een wisselend gesprek,
quem socium exanimum uates, quod corpus humandum
welke dode makker, welk te begraven lichaam de zieneres
diceret. atque illi Misenum in litore sicco,
bedoelde. En zij zien Misenus op het droge zand,
ut uenere, uident indigna morte peremptum,
zodra zij gekomen zijn, die een onwaardige dood gestorven is.
Misenum Aeoliden, quo non praestantior alter
Misenus, zoon van Aeolus, dan wie geen tweede voortreffelijker was
165 aere ciere uiros Martemque accendere cantu.
om met zijn trompet de mannen aan te sporen en de strijdlust met zijn getrompetter aan te wakkeren.
Hectoris hic magni fuerat comes, Hectora circum
Hij was de metgezel van de grote Hector, hij nam rondom Hector
et lituo pugnas insignis obibat et hasta.
deel aan de gevechten, opvallend door zijn krijgstrompet en lans.
postquam illum uita uictor spoliauit Achilles,
Nadat Achilles als overwinnaar hem van het leven beroofd had,
Dardanio Aeneae sese fortissimus heros
had de zeer dappere held zich als makker gevoegd
170 addiderat socium, non inferiora secutus.
bij de Trojaan Aeneas, terwijl hij geen mindere bevelen volgde.
sed tum, forte caua dum personat aequora concha,
Maar dan, juist wanneer hij met een holle mosselschelp de golven doet weerklinken,
demens, et cantu uocat in certamina diuos,
de dwaas, en met geschal de goden oproept,
aemulus exceptum Triton, si credere dignum est,
had de jaloerse Triton hem temidden van de rotsen overvallen,
inter saxa uirum spumosa immerserat unda.
als het waard is het geloven, en hem ondergedompeld in de schuimende golven.
1 LL/LL/LL/LL/LKK/LL
Dit vers bestaat uit vijf spondeën, een zwaar en langzaam metrum.
2 quem t/m diceret (161-2)
3 sermone serebant: allitteratie en assonantie
4a Misenus was de trompetter van de Trojanen, hij kon ook goed vechten.
Een daad van hybris (het uitdagen van de goden) moest hij met de verdrinkingsdood, een onwaardige manier van sterven, bekopen. Zo iemand zou in het gevecht moeten sterven.
4b Vergilius geeft zijn eigen mening over de dood van Misenus.
4c demens (172)
Vergilius vindt het gedrag van Misenus stom.
5 c
6a Het staat voorop in het vers als enjambement.
6b Omdat hijd e stommiteit begin zich op het terrein van Triton te wagen door diens concha uit te proberen, een daad van hybris.
b de Trojanen verzamelen hout voor een brandstapel
175 ergo omnes magno circum clamore fremebant,
Dus rondom jammerden allen met luid geschreeuw.
praecipue pius Aeneas. tum iussa Sibyllae,
vooral de plichtsgetrouwe Aeneas. Dan volbrengen ze meteen
haud mora, festinant flentes aramque sepulcri
de bevelen van de Sibylle huilend en wedijveren om een brandstapel
congerere arboribus caeloque educere certant.
met bomen op te stapelen en hemelhoog op te richten.
itur in antiquam siluam, stabula alta ferarum;
Ze gaan het oude bos in, de diepe woonplaats van wilde dieren;
180 procumbunt piceae, sonat icta securibus ilex
de pijnbomen vallen voorover, de steeneik getroffen door bijlen weerklinkt
fraxineaeque trabes cuneis et fissile robur
en de essenhouten boomstammen en het splijtbaar eikenhout wordt
scinditur, aduoluunt ingentis montibus ornos.
met wiggen gespleten, ze rollen geweldige bergessen uit de bergen naderbij.
Nec non Aeneas opera inter talia primus
Evenzeer spoort Aeneas temidden van dergelijke werkzaamheden
hortatur socios paribusque accingitur armis.
vooraan zijn makkers aan en hanteert gelijke werktuigen.
185 atque haec ipse suo tristi cum corde uolutat
En dit overdenkt hij zelf in zijn bedroefde hart,
aspectans siluam immensam, et sic forte precatur:
terwijl hij het onmetelijke bos bekijkt, en zo bidt hij toevallig:
'si nunc se nobis ille aureus arbore ramus
‘O moge die gouden tak in een boom zich nu aan ons vertonen
ostendat nemore in tanto! quando omnia uere
in het zo grote woud! Omdat de zieneres alles, ach
heu nimium de te uates, Misene, locuta est.'
al te zeer naar waarheid over jou, Misenus, heeft verteld.’
1 LL/LL/LL/LL/LKK/LL
door het gebruik van vijf spondeeën
2a sedibus hunc refer suis et conde sepulcro
2b totam incestat funere classem
3 In de vertaling zijn ‘de reusachtige essen’ onderwerp, terwijl ze in het Latijn accusativus, dus lijdend voorwerp zijn (ingentes ornos)
4 - securibus (180) bijlen
- cuneis (181) wiggen
5a de dood van Misenus
5b het bestaan van de gouden tak
c twee duiven brengen Aeneas naar de gouden tak
190 uix ea fatus erat, geminae cum forte columbae
Nauwelijks had hij dat gezegd, toen toevallig twee duiven
ipsa sub ora uiri caelo uenere uolantes,
juist in het gezichtsveld van de man uit de hemel kwamen aanvliegen
et uiridi sedere solo. tum maximus heros
en op de groene grond gingen zitten. Toen herkende de zeer grote
maternas agnouit auis laetusque precatur:
held de vogels van zijn moeder en bad blij:
'este duces, o, si qua uia est, cursumque per auras
‘Wees gidsen, o, als er een weg is, en richt jullie vlucht door de lucht
195 derigite in lucos ubi pinguem diues opacat
naar de bossen, waar de rijke tak de vruchtbare grond
ramus humum. tuque, o, dubiis ne defice rebus,
beschaduwt. En u, o goddelijke moeder, laat me niet in de steek
diua parens.' sic effatus uestigia pressit
in kritieke omstandigheden.’ Nadat hij zo gesproken had, bleef hij staan,
obseruans quae signa ferant, quo tendere pergant.
terwijl hij erop lette welke tekenen ze brachten, waarheen ze verder vlogen.
pascentes illae tantum prodire uolando
Hun voedsel zoekend gingen ze zover voort door te vliegen
200 quantum acie possent oculi seruare sequentum.
met de bedoeling dat de ogen van hen die hen volgden, hen met hun scherpte / blik konden waarnemen.
inde ubi uenere ad fauces graue olentis Auerni,
Vervolgens, toen ze bij de nauwe ingang van het stinkende Avernusmeer kwamen,
tollunt se celeres liquidumque per aera lapsae
verhieven ze zich snel en door de heldere lucht glijdend
sedibus optatis gemina super arbore sidunt,
gingen ze op de gewenste plaats bovenin een tweesoortige boom zitten,
discolor unde auri per ramos aura refulsit.
vanwaar een van kleur verschillende goudglans door de takken schitterde.
205 quale solet siluis brumali frigore uiscum
Zoals in de bossen, in de koude van de zonnewende, de maretak
fronde uirere noua, quod non sua seminat arbos,
pleegt groen te worden met vers loof, dat een vreemde boom voortbrengt,
et croceo fetu teretis circumdare truncos,
en met gele bessen de slanke stammen pleegt te omgeven,
talis erat species auri frondentis opaca
zodanig was de aanblik van het loofrijk goud in de bebladerde
ilice, sic leni crepitabat brattea uento.
steeneik, zo rinkelden de metalen plaatjes in de zachte wind.
210 corripit Aeneas extemplo auidusque refringit
Aeneas grijpt meteen en breekt gretig de aarzelende
cunctantem, et uatis portat sub tecta Sibyllae.
tak af, en draagt hem naar het huis van de zieners Sibylle.
1a duiven
1b Venus
2 - chiasme: pinguem ramus dives humum
- enjambement: ramus humum
3 illas / columbas / aves
4 grave olentis Averni
5a Dat de boom zowel groene takken als een gouden tak heeft.
5b de twee duiven gaan bovenin een boom zitten
6a maretak
6b - de kleur: het frisjonge groen en de gele besjes in tegenstelling tot de dorre bomen in de winter
- hij is een parasiet die niet thuis hoort op de boom waar hij groeit
7 cunctantem: de tak geeft niet zo makkelijk mee als de Sibylle had voorspeld voor degenen die daarvoor door het lot zijn bestemd (147-7 vocant).
8 namque ipse volens facilisque sequetur, si te fata vocant (146-7)