Hoofdstuk 25, tekst A - taaloefening
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 2
A.
1) Terwijl de opperbevelhebber het teken geeft
2) Toen de senator een brief schreef
3) Toen Caesar de soldaten in gevaar bracht
4) Terwijl hij die misdaden begaat
5) Toen hij de wijn dronk
6) Terwijl Augustus deze goederen vermeerdert
7) Terwijl Cicero de staat beschermt
8) Terwijl Gaius Caesar de naam Augustus accepteert
9) Terwijl de soldaten uitschreeuwen
10)Toen de vijanden de stad binnenvielen
B.
1) omdat/als de goden helpen, overwinnen wij.
2) Omdat de goden hielpen, overwonnen wij.
3) Terwijl allen zwegen kwam Caesar de senaat binnen.
4) als allen zwijgen, begint Caesar zijn redevoering
5) hoewel de moeder van de zonen smeekt, worden ze toch door jullie gedood
6) Op verzet van de burgers, kregen de vijanden de stad niet
7)de moeder is verschrikt, omdat de dochter van het paard af viel
8) Toen de vijanden de stad verwoestten, schreeuwden ze
9)omdat jullie niet hielpen, konden wij dat niet maken
10) Omdat de keizer twijfelde, konden de vijanden vluchten
11) toen de romeinen sliepen, verschenen de galliers plotseling
12) Hoewel Augustus weerstand bood, overtuigde Apidius de senatoren toch.
13)Hun macht is gegeven aan caesar augustus, omdat de goden zo besloten
14) Toen allen bang waren, kwam Hannibal voor de poorten aan