Hoofdstuk 23, tekst C
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 2
De leiders van de samenzwering waren Gaius Cassius en Marcus en Decimus Brutus, afstammend van Brutus, die de eerste consul van Rome was geweest en de koningen had verdreven. De toekomstige moord op Caesar is bericht door veel voortekens. De waarzegger Spurinna waarschuwde hem terwijl hij offerde om op zijn hoede te zijn van het gevaar dat voor 15 maart zou plaatsvinden. In de nacht voor de dag van de moord droomt Caesar dat hij boven de wolken vliegt, en met Jupiter de rechterhand verbindt. Zijn vrouw Calpurina, bang gemaakt door een andere droom, smeekte hem die dag thuis te blijven. Caesar hierdoor, lange tijd twijfelend, kwam tenslotte aangespoord door Decimus Brutus naar de senaatsvergadering. Op straat ontvangt hij van een zeker iemand een brief, aankondigend de samenzwering, maar hij las hem niet. Hij kwam het theater Spurinna uitlachend binnen, omdat zonder enige schade voor hem de 15e maart er was. Hij antwoordde dat die dag weliswaar gekomen was, maar nog niet voorbij was gegaan. De samenzweerders gingen rondom hem staan toen hij zat, zogenaamd uit beleefdheid. Een van hen naderde hem voorwendend alsof hij iets wilde vragen. Hij pakte de toga van Caesar, die hem afwees, aan beide kanten vast. Toen hij riep "Dat is geweld", verwondde een andere samenzweerder hem een beetje onder zijn keel. Terwijl Caesar opspringt word hij tegen gehouden door een andere verwonding. Zodra hij zag dat hij van alle kanten werd aangevallen door dolken, bedekte hij zijn hoofd met zijn toga. Tegelijk leidde hij met zijn linkerhand zijn toga naar zijn voet, om fatsoenlijk te vallen. En zo is hij door 23 dolkstoten doorboord, geen woord uitbrengend. Hoewel zekere schrijvers hebben overgeleverd dat hij tegen Marcus Brutus zei toen hij hem aanviel: "Ook jij, zoon?"