7. Een beroemde voorvader spreekt
Maar toch zal ik eerst aan haar vragen of zij liever wil dat ik haar streng en zwaar en ouderwets aanpak, of ontspannen en mild en beschaafd.
Als ze liever wil dat ik haar op die strenge manier en wijze aanpak, moet iemand met een baard uit de onderwereld door mij worden opgeroepen, niet met dit baardje waar zij genoegen in schept, maar met die ruige baard, die wij zien op oude standbeelden en voorouderportretten, die de vrouw terechtwijst en die in plaats van mij spreekt opdat deze niet onverhoopt kwaad wordt op mij.
Moge dus iemand opstaan uit deze familie [van Clodia] zelf en bij voorkeur Caecus*; want hij zal het minste verdriet voelen die haar niet zal zien.
Deze zal waarlijk zo handelen en zo spreken als hij opgestaan zal zijn: “Vrouw, wat heb jij te maken met Caelius, wat heb je te maken met een zeer jonge man, wat met een vreemde? Waarom was jij toch familiair, dat jij geld uitleende, of zo vijandig, dat je bang was voor gif?
Had jij niet gezien dat jouw vader, jouw oom, jouw grootvader, jouw overgrootvader, jouw betovergrootvader, jouw betoudovergrootvader, had je niet gehoord dat zij consuls waren?
Wist jij tenslotte niet dat je pas een huwelijk had gehad met Q. Metellus, een zeer voortreffelijke en zeer dappere man en zeer liefhebbend voor het vaderland, die zodra hij een voet over de drempel had gezet uitstak boven bijna alle burgers in dapperheid, roem en aanzien?
Gezien het feit dat je was getrouwd in een zeer beroemde familie uit een zeer aanzienlijk geslacht, waarom was Caelius dan zo vertrouwd met jou? Was hij een bloedverwant, aangetrouwd met de familie van jouw man? Niets van deze. Wat was er dus behalve een of andere roekeloosheid en lust?”