Hoofdstuk 23, tekst B
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 2
IK KWAM, IK ZAG, IK OVERWON

In Griekenland vochten Caesar en Pompejus, die elk van beiden een enorme legermacht leidden. Nog nooit waren zo'n grote Romeinse legermachten en zulke opperbevelhebbers samengekomen. Er is gevochten met de grootste kracht. Tenslotte is Pompejus overwonnen en zijn legerkamp is geplunderd. Zelf is hij, nadat hij op de vlucht is gejaagd, naar Alexandrië gegaan, om aan de koning van Egypte hulp te vragen. Deze koning, Ptolemaeus genaamd, dertien jaar oud, volgde meer zijn geluk dan de vriendschap. Hij beval Pompejus te doden en zijn hoofd af te hakken. Aan Caesar, die korte tijd later in Alexandrië was aangekomen, stuurde hij het afgehakte hoofd. Caesar stortte tranen toen hij het hoofd van zo'n groot man en eens zijn [voormalige] schoonzoon zag. Daarna voerde hij met Ptolemaeus, die ook tegen hem een complot voorbereidde, een moeilijke oorlog. Tenslotte was de koning overwonnen nadat hij in de Nijl was omgekomen. Toen Caesar Alexandrië in zijn macht had, gaf hij de heerschappij van Egypte aan Cleopatra, de zus van Ptolemaeus. Hij hield van deze vrouw, met wie hij dikwijls diners liet voortduren tot het eerste licht. Na het vertrek van Caesar bracht de koningin een zoon ter wereld, die de naam van zijn vader Caesarion kreeg. Toen Caesar naar Rome terugkeerde, overwon hij in Klein-Azië in één gevecht de koning van Pontus, die in opstand kwam en vele Romeinse provincies in bezit nam. Omdat hij zich verheugde over de snelle overwinning, schreef hij een vriend de volgende drie woorden: 'veni, vidi, vici.' Later zijn in Afrika en
Hispania andere aanhangers van Pompeius gedood en pleegden zelfmoord, nadat ze door Caesar zijn overwonnen.