Hoofdstuk 1, tekst 5: De heilige Hieronymus en de leeuw
De gewonde leeuw
Toen Hieronymus, toen een zekere dag ten einde liep (letterlijk: avond werd),
met/bij de broeders zat om te luisteren naar het heilige voorlezen/het voorlezen van de
Heilige Schrift, kwam plotseling een zekere/een of andere leeuw hinkend het klooster
binnen. Toen de overige broeders, toen hij gezien was/toen zij hem gezien hadden,
vluchtten, ging Hieronymus hem als gast tegemoet. Terwijl de leeuw hem dus zijn gewonde poot toonde, beval hij de broeders, nadat ze geroepen waren/nadat hij hen geroepen had, dat zijn poten voor hem gewassen werden en dat zijn wond zorgvuldig werd
onderzocht. Toen dat was gebeurd, vonden ze dat de voetzool van de leeuw door doornen
was gewond. Nadat zorgvuldige zorg was gebruikt/toegepast, werd de leeuw gezond
en nadat alle wildheid was afgelegd/hij alle wildheid had afgelegd, woonde hij als
een huisdier onder/temidden van hen.
Toen legde Hieronymus, toen hij zag dat de Heer de leeuw niet zozeer voor de gezondheid van diens poot, als wel voor het nut van hen/hun nut had gezonden, op
advies van de broeders aan dezelfde deze taak op, dat de leeuw zelf de ezel, die ze
hadden, die houtblokken van/uit het bos droeg, naar de wei leidde/voerde en dat hij hem nadat hij was gebracht, op dezelfde plaats bewaakte. En dat is
gebeurd/en zo geschiedde.