Tekst 1.7: De onderwijzer van Falerii (tweede tafereel)
Het toneel is hetzelfde a1s in het eerste tafereel. De Romeinse soldaten, klaar om vooruit te rennen, wachten met de honderdman tussen de bomen(af). Men hoort de stemmen van de jongens van heel nabij. Weldra verschijnen links de man en de elf jongens.
Eén van de jongens blijft staan.) P. Meester, waarom leid je ons vandaag zo ver van de stad? Ik begin schrik te hebben. Wellicht zijn we niet meer ver van de Romeinen verwijderd. A.Ook ik ben bang en wil teruggaan.
T. M'n voeten doen pijn en ik ben mee en ik heb dorst. L.Jullie zijn slappelingen! Als jullie echt mannen willen worden, leer de vrees en de pijn overwinnen. Maar daar zijn er bomen en is er schaduw. Rust daar, als jullie willen.
O.Graag!-Uitstekend!-We lopen al!
(De jongens lopen naar de bomen. Plots stormen de Romeinse soldaten uit het bos en omsingelen hen. De jongens huilen in paniek en vluchten naar de onderwijzer)
L.Stilte, stilte! Wees maar niet bang:ik draag zorg voor jullie. (De jongens zwijgen. De onderwijzer zegt tot de honderdman:)
L.Gegroet, honderdman. Zoals je ziet. Zijn we geen soldaten. Breng me alstublieft, met deze jongens naar de consul. jullie aanvoerder.
C.Soldaten fouilleer hen! Als ze wapens bij zich hebben. Is het een hinderlaag.
(De soldaten fouilleren de gevangenen. Maar vinden geen wapens. Vervolgens zegt de honderdman tot de soldaten:)
C.Luister, allen! Jullie, Titus en Quintus en Lucius en Publius en Decimus en Tiberius, blijf hier met de uitkijkpost, terwijl ik met de overigen deze gevangenen naar de consul breng. (De honderdman gaat weg met de gevangen met de soldaten en de gevangenen. En dit is het einde van het tweede tafereel.)