Hoofdstuk 21, tekst C
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 2
Het was nacht. Op voorschrift van Cicero kwamen de praetoren bij de Pons Milvius met veel dappere mannen, die Cicero zelf had uitgekozen en met zwaarden gestuurd had. Zij bezetten in het geheim de brug. Nadat de gezanten van de Allobrogen en Volturcius met een groot gevolg naar deze plaats waren gekomen, gebeurt/gebeurde er een aanval tegen hen (worden/werden zij aangevallen). Aan beide kanten klinkt/klonk geschreeuw op, beide partijen grijpen/grepen hun zwaarden. De gezanten van de Allobrogen geven/gaven zich, omdat zij als enigen het plan van de consul begrijpen/begrepen, zonder oponthoud/direct over aan de praetoren. Volturcius vuurt/vuurde eerst de overigen aan en verdedigt/verdedigde zich met het zwaard, daarna ziet/zag hij dat hij door de Allobrogen verlaten is/was. Hij heeft/had geen hoop op de overwinning. Tenslotte smeekt/smeekte hij de praetoren om zijn leven en geeft/gaf zich, angstig en wanhopend aan zijn leven, aan hen over. Zo krijgen/kregen de praetoren de brief, die Volturcius en de Allobrogen bij zich hebben/hadden. Op deze manier redde Cicero de staat, maar Catilina was niet de laatste van de populares, die begerig was naar (alleen)heerschappij.