Pleidooi tegen Gaius Verres - eerste zitting
1. Het ware zeer te wensen, heren rechters – en dit geldt in even hoge mate voor het terugdringen van de ergernis over uw stand als voor de slechte reputatie van de rechtbanken – dat dit proces niet wordt beschouwd als door een menselijk besluit maar als van godswege in dit voor de staat beslissende uur aan u wordt opgedragen en aangereikt. Immers, het zowel voor de staat als voor uzelf gevaarlijke vermoeden, dat niet alleen hier bij ons maar ook bij de afgelegen volken door de gesprekken van allen is verbreid, heeft inmiddels postgevat dat door deze rechtbanken, zoals ze op dit moment functioneren, niemand kan worden veroordeeld, hoe schuldig hij ook is, als hij maar voldoende geld heeft. Juist op dit beslissende moment voor uw stand en uw positie in de rechtbanken, terwijl er mensen gereedstaan om te proberen met volksvergaderingen en wettelijke maatregelen de haat tegen de Senaat aan te wakkeren, is Gaius Verres voor het gerecht gedaagd, een man die door zijn levenswandel en daden in het oordeel van allen reeds veroordeeld, door zijn enorme rijkdom in zijn eigen hoop en veronderstelling reeds vrijgesproken is. In dit proces ben ik, met hoog gespannen hoop en verwachting vanuit het volk, als aanklager aangetreden; niet om aan de haat jegens uw stand toe te voegen, maar om de algehele wantoestand het hoofd te bieden. Ik heb namelijk de man gedagvaard door wie u de verloren achting voor de rechtbanken kunt herwinnen, u zich met het Romeinse volk kunt verzoenen en de afgelegen volken genoegdoening kunt verschaffen: de plunderaar van de schatkist, de gesel van Asia en Pamphylia, de misbruiker van onze rechtspraak en de kwelgeest en onheilstichter van de provincie Sicilië. Als u streng en gewetensvol over hem zult oordelen dan zal het gezag dat u toekomt behouden blijven, maar als de enorme rijkdom van die man de oprechtheid en onpartijdigheid van de rechtbanken weet te doorbreken dan zal ik ten minste bereiken dat het erop lijkt dat het de staat veeleer aan een rechtbank heeft ontbroken dan de rechters aan een gedaagde of de gedaagde aan een aanklager.
2. Ik van mijn kant moet erkennen, heren rechters, dat hoewel C. Verres mij vele hinderlagen heeft gelegd - die ik deels door mijn behoedzaamheid heb vermeden, deels door de inzet en het plichtsbesef van vrienden heb afgeweerd – ik toch nooit een zo groot gevaar op mij af heb zien komen noch dat ik een zo zware taak zozeer heb gevreesd als juist dit proces. En het is niet zozeer het vooruitzicht van het uitspreken van de aanklacht en de toeloop van een zo grote menigte waardoor ik zeer heftig in beroering word gebracht; wat mij verontrust zijn veeleer de lagen en listen van die man, die hij tegelijkertijd op mij, op u, op Manlius Glabrio, op het Romeinse volk, op de bondgenoten, op de verre volken en tenslotte op de roem van de Senaat en de senatorenstand uitprobeert. Keer op keer zegt hij dat alleen zij die slechts roven wat voor henzelf genoeg is zich zorgen hoeven te maken, dat hij zelf zoveel heeft gestolen dat hij daarmee velen tevreden kan stellen, dat niets zo heilig is dat het niet geschonden, niets zo sterk dat het niet met geld verslagen kan worden. En zo vermetel als hij is bij zijn lagen en listen, zo heimelijk is hij bij het uitvoeren van zijn plannen; het zou dus kunnen zijn dat hij nog iets voor ons verborgen houdt. Daarbij komt het waarachtig goed van pas dat zijn ongehoorde vermetelheid vergezeld gaat van een uitzonderlijke dwaasheid, want zo openlijk als hij is geweest bij de toeëigening van gelden, zo duidelijk heeft hij, in de hoop de rechtspraak te onteren, zijn plan en opzet aan allen kenbaar gemaakt. Hij beweert dat hij zich één keer in zijn leven ernstig zorgen heeft gemaakt: toen hij merkte dat hij door mij zou worden aangeklaagd – vandaar dat hij, toen hij onlangs uit de provincie terugkeerde, niet door recente maar door oude, lang bestaande nijd en schande werd verteerd – en het feit dat hij voor het misleiden van de rechtbank een ongunstig tijdstip trof. En dus vond hij, toen ik voor het onderzoek op Sicilië een zeer korte termijn verlangde, iemand die voor Achaea twee dagen minder vroeg. Het is niet zo dat deze door zorgvuldigheid en ijver hetzelfde tot stand heeft gebracht als wat ik door mijn inzet en doorwaakte nachten heb gepresteerd: die rechercheur van Achaea is immers nog niet tot Brundisium gekomen, terwijl ik vijftig dagen zodanig op Sicilië heb rondgereisd dat ik op de hoogte ben van alle documenten inzake onrecht tegen gemeentes en personen, zodat het voor ieder duidelijk kan zijn dat de man die door Gaius Verres was gerekruteerd niet zozeer zijn verdachte voor het gerecht moest dagen als wel de mij toegewezen tijd in beslag moest nemen.
3. Wat deze hondsbrutale en doldrieste man zich nu voorstelt is dit. Hij is zich ervan bewust dat ik zodanig voorbereid en geïnformeerd ter zitting verschijn dat ik zijn diefstallen en schanddaden niet alleen in de oren van de jury, maar in de ogen van alle aanwezigen zal branden. Hij ziet dat vele senatoren getuige zijn van zijn vermetelheid, hij ziet vele Romeinse ridders en bondgenoten, die hij zelf onmetelijk onrecht heeft aangedaan, hij ziet ook al die zware delegaties met officiële volmachten die vanuit de meest bevriende gemeenschappen zijn samengekomen. Desondanks minacht hij al deze rechtschapen mannen en beschouwt hij de senatorenrechtbanken als zedeloos en verdorven; dikwijls heeft hij beweerd dat hij niet zonder reden rijkdom heeft nagejaagd, aangezien de ervaring leerde welk een machtige bescherming rijkdom bood; dat hij, wat buitengewoon lastig was, zelf het tijdstip van zijn proces heeft gekocht om nadien gemakkelijker de overige zaken te kunnen kopen; dat hij, nu hij op geen enkele manier de kracht van de beschuldigingen kon ontlopen, de storm van het tijdstip zou omzeilen. En als hij zijn hoop niet alleen op zijn zaak had gevestigd maar ook op enigerlei eerbare bescherming of iemands welsprekendheid of toegenegenheid, dan voorwaar zou hij zich niet al deze dingen op de hals halen en najagen, dan zou hij niet zozeer neerkijken op en minachting hebben voor de senatorenstand dat naar zijn willekeur een lid van de Senaat werd uitgekozen en in staat van beschuldiging gesteld wiens zaak als eerste zou worden behandeld, terwijl hij intussen de nodige voorbereidingen kon treffen.
Waar hij op hoopt en zinspeelt doorzie ik gemakkelijk; op grond waarvan hij veronderstelt dat hij iets zal bereiken bij deze praetor en dit rechtscollege vermag ik evenwel niet te begrijpen. Het enige dat ik begrijp – wat het Romeinse volk bij het wraken van de rechters heeft vastgesteld – is dat hij zo vervuld was van deze hoop dat hij voor zijn redding volledig op zijn rijkdom vertrouwde en dat hij meende dat hij, wanneer deze steun hem zou worden ontnomen, geen enkele hulp meer over zou hebben.
4. En inderdaad: welk genie, welk groot en veelzijdig redenaarstalent is in staat om het leven van die man, dat is gebrandmerkt door zedeloosheid en ontucht, dat lang geleden al door de opvatting en het oordeel van allen is afgekeurd, ook maar enigszins te verdedigen? Laat ik voorbijgaan aan de schande en eerloosheid van zijn jonge jaren – wat heeft zijn quaestuur, het laagste ereambt, anders opgeleverd dan dat Gnaeus Carbo door zijn quaestor werd beroofd van gemeenschapsgelden, dat een consul werd bestolen en verraden, dat het leger werd verwaarloosd, dat een provincie aan haar lot werd overgelaten en dat de band en heilige verplichting van het lot werden geschonden? Zijn aanstelling als legaat betekende de ondergang van heel Asia en Pamphylia, in welke provincie hij vele huizen, talrijke steden en alle tempels heeft geplunderd. Vervolgens herhaalde en vernieuwde hij zijn vroegere misdaad uit zijn quaestuur toen hij degene, wiens legaat en quaestor hij was geweest, eerst door zijn misdaden in opspraak bracht en hem vervolgens tijdens het proces niet alleen in de steek liet, maar zich zelfs tegen hem keerde en hem heeft verraden. Zijn stadspraetuur betekende de verwoesting van de heilige tempels en openbare gebouwen; tegelijkertijd betekende zijn rechtspraak een toewijzing en schenking van goederen en bezittingen die tegen alle bestaande regels inging.
Maar verreweg de meeste en grootste gedenktekens en bewijzen van al zijn vergrijpen heeft hij tot stand gebracht in de provincie Sicilië, die hij in drie jaar tijd zodanig heeft verwoest en vernietigd dat er geen enkele mogelijkheid meer is om het in de oude staat terug te brengen; het lijkt er zelfs op dat door een lange periode van rechtschapen praetors nauwelijks enig herstel kan worden gerealiseerd. Tijdens het bewind van deze praetor genoten de Sicilianen noch de bescherming van hun eigen wetten, noch die van onze senaatsbesluiten, noch die van universele rechtsbeginselen; eenieder in Sicilië bezit slechts zoveel als deze hoogst inhalige en onmatige man door onoplettendheid over het hoofd zag dan wel wat overbleef wanneer hij verzadigd was.
5. Drie jaar lang werd er in geen enkele rechtszaak vonnis gewezen zonder de instemming van die man; er was geen enkel voorwerp dat aan iemands vader of voorouders had toebehoord dat niet op bevel van die man van hem werd afgepakt. Talloze geldsommen werden op grond van een nieuwe, schandelijke regeling van de boeren afgeperst, de trouwste bondgenoten werden beschouwd als even zovele vijanden, Romeinse burgers werden als waren zij slaven gefolterd en gedood, de grootste misdadigers werden met behulp van steekpenningen door de rechtbank vrijgesproken, de meest eerzame en rechtschapen burgers werden in hun afwezigheid aangeklaagd en verbannen, zwaar versterkte havens en de grootste en best beveiligde steden werden voor piraten en zeerovers opengesteld, Siciliaanse zeelui, onze vrienden en bondgenoten, werden door verhongering om het leven gebracht en de beste en meest bruikbare schepen gingen tot grote schande van het Romeinse volk jammerlijk verloren. Diezelfde praetor heeft de belangrijkste gedenktekens – deels door puissant rijke koningen, die daarmee een stad wilden eren, deels ook door onze generaals na een overwinning aan de Siciliaanse gemeenschap geschonken of teruggegeven – alle geroofd en geplunderd. En dit heeft hij niet alleen gedaan met de publieke standbeelden en sieraden, ook alle door de meest verheven inwijdingen geheiligde tempels heeft hij leeggeplunderd; hij heeft de Sicilianen kortom geen enkel godenbeeld overgelaten dat hem ook maar enigszins kunstig en met degelijke handvaardigheid leek gemaakt. Ik word er waarachtig door schaamte van weerhouden om zijn goddeloze lusten en mensonterende schanddaden in herinnering te brengen; tegelijkertijd wil ik door hierover te spreken niet toevoegen aan de ellende van degenen die niet het geluk hadden om hun vrouwen en kinderen tegen de brutaliteit van die man in bescherming te kunnen nemen. Maar, zal men zeggen, deze dingen zijn door hem zo uitgevoerd dat niet iedereen hiervan op de hoogte was. Ik geloof dat er niemand is die de naam van Verres heeft gehoord en niet in staat is om zijn goddeloze misdaden op te noemen en dat ik meer moet vrezen dat men meent dat ik vele punten van aanklacht over het hoofd zie dan dat ik iets tegen hem inbreng dat ik uit mijn duim zuig. Ik heb dan ook niet de indruk dat deze mensenmenigte, die is samengestroomd om dit proces bij te wonen, van mij de punten van aanklacht wil leren kennen, maar dat men samen met mij wil doornemen wat men zelf al weet.
6. Nu de zaak er zo voorstaat bestrijdt deze waanzinnige en verdorven man mij met een andere methode. Niet werpt hij andermans welsprekendheid tegen mij in de strijd, hij vertrouwt niet op vriendschapsbanden, noch op iemands gezag of invloed. Hij doet alsof hij op deze dingen vertrouwt, maar ik doorzie waar hij op aanstuurt en dat doet hij niet eens erg heimelijk. Hij houdt mij ijdele namen voor van edelen – d.w.z. van arrogante lieden – die mij niet zozeer hinderen omdat zij van adel als wel steunen omdat zij bekend zijn; hij veinst dat hij op hun hulp vertrouwt terwijl hij intussen al lang iets anders aan het uitbroeden is. Waar hij zijn hoop nu op heeft gevestigd en wat hij bekokstooft zal ik zo dadelijk kort uiteenzetten, maar ik verzoek u om eerst kennis te nemen van de wijze waarop de zaak van meet af aan door hem is behandeld.
Direct nadat hij uit de provincie was teruggekeerd werd met een grote som geld het omkopen van deze rechtbank geregeld. Men hield vast aan de voorwaarden van de overeenkomst tot aan het moment dat de rechters werden gewraakt. Nadat het wraken van de rechters had plaatsgevonden werd – omdat bij de loting van de rechters het geluk van het Romeinse volk over de verwachting van Verres en bij het wraken van de rechters mijn zorgvuldigheid over de onbeschaamdheid van deze lieden had gezegevierd – het hele contract ontbonden. De zaak stond er nu voortreffelijk voor. De lijsten met jullie namen en die van de leden van dit rechtscollege waren in ieders handen; door geen enkel merkteken, geen enkele kleur, geen enkele smet leek het oordeel van deze jury te kunnen worden bezoedeld. De van nature opgewekte en vrolijke Verres werd plotseling zo neerslachtig en moedeloos dat hij niet alleen door het Romeinse volk, maar ook in eigen ogen reeds veroordeeld leek. En ziedaar: al even plotseling worden de laatste paar dagen, sinds de consulaire verkiezingen zijn gehouden, dezelfde beproefde krijgslisten met nog meer geld opnieuw ingezet en worden dezelfde hinderlagen door deze lieden in stelling gebracht tegen uw reputatie en de voorspoed van ons allen. Wat ik hier zeg, heren rechters, werd aanvankelijk door zeer gebrekkig bewijsmateriaal aan ons geopenbaard; maar nadat er een duidelijke verdenking was ontstaan zijn wij zonder verdere omwegen tot alle meest geheime plannen van deze lieden doorgedrongen.
7. Toen Hortensius, nadat hij tot consul was gekozen, door een grote menigte van het Campus Martius naar huis werd teruggebracht, kwam bij toeval Gaius Curius het gezelschap tegemoet – een man die ik liever genoemd wil hebben om hem te eren dan om hem te beschimpen. En als hij niet had gewild dat in herinnering wordt gebracht wat ik nu ga zeggen dan had hij zijn woorden zeker niet ten overstaan van zulk een menigte zo openlijk en onverholen uitgesproken. Niettemin zal ik mij behoedzaam en voorzichtig uitdrukken, opdat men begrijpe dat ik het behoud van onze vriendschap en de waardigheid van deze man op het oog heb. Precies bij de Boog van Fabianus ontdekte hij Verres in het gewoel. Hij riep de man en feliciteerde hem luidkeels. Tegen Hortensius zelf, die tot consul was gekozen en tegen zijn trouwste vrienden die aanwezig waren sprak hij geen woord: het was met Verres dat hij zich verstond, Verres die hij omarmde, Verres die hij vertelde dat hij zich geen zorgen hoefde te maken. “Hierbij verklaar ik”, sprak hij, “dat je door de verkiezingen van vandaag bent vrijgesproken”. Omdat vele van de meest eerbiedwaardige mannen dit hoorden werd het direkt aan mij doorverteld. Sterker nog: iedereen die ik tegenkwam sprak erover. Sommigen vonden dit onwaardig, anderen vonden het bespottelijk. Bespottelijk leek het hen die van oordeel waren dat de uitkomst van zijn proces afhing van de betrouwbaarheid van de getuigen, de aard van de beschuldigingen en de macht van de rechters, niet van de consulaire verkiezingen. Onwaardig leek het hen die dieper keken en meenden dat deze gelukwens betrekking had op de omkoping van de rechtbank. Immers, de meest eerbiedwaardige mannen kwamen tot de conclusie en bespraken onderling en met mij dat het duidelijk en onmiskenbaar was dat er helemaal geen rechtbanken meer waren: een verdachte, die daags tevoren zelf nog meende dat hij zou worden veroordeeld, wordt vrijgesproken nadat zijn advocaat tot consul is gekozen?! Wat betekent dit? Dat de hele provincie Sicilië, alle Sicilianen, alle onderhandelaars, alle openbare en privé-archieven die in Rome zijn, dat dit alles niets waard is? Niets, zo de gekozen consul dit niet behaagt? Of dat de rechters zich niet zullen laten leiden door de punten van aanklacht, niet door het oordeel van het Romeinse volk? Nee, alles richt zich naar de macht en leiding van één persoon.
8. Ik zal openhartig spreken, heren rechters: deze zaak bracht mij danig in beroering. Alle aanzienlijken spraken als volgt: “Deze man zal ongetwijfeld aan u ontsnappen, maar wij zullen de rechtbanken niet langer onder controle hebben. Wie immers zal zich tegen het overdragen van de rechtbanken kunnen verzetten als Verres wordt vrijgesproken?” Allen waren diep bezorgd – en het was niet zozeer de plotselinge blijdschap van die verdorven man die hen verontrustte als wel een nieuwe gelukwens door een man van aanzien. Ik deed mijn best om niet te laten merken dat dit mij van slag bracht, ik deed mijn best om mijn bedroefdheid niet openlijk te tonen en het in stilte te verwerken.
Zie dan wat er gebeurde. Tijdens de dagen waarop de gekozen praetors hadden geloot en Marcus Metellus het Hof van Terugvordering was toegevallen, werd mij bericht dat hij hierover zo verheugd was dat hij zelfs koeriers naar zijn huis stuurde om het aan zijn vrouw te vertellen. Natuurlijk beviel mij dit allerminst; desondanks zag ik niet in waarom ik mij door de uitslag van deze loting ernstig zorgen moest maken. Van bepaalde lieden, van wie men alles te weten kan komen, vernam ik dat verscheidene mandjes met Siciliaans geld door een zekere senator aan een Romeins ridder waren overhandigd, dat ongeveer tien van deze mandjes waren achtergebleven bij deze senator in verband met mijn eigen verkiezing en dat omkoopagenten uit alle kiesdistricten ’s nachts bij Verres bijeen waren geroepen. Een van hen, die zich aan mij verplicht voelde, kwam nog diezelfde nacht naar mij toe en bracht mij op de hoogte van de uiteenzetting die Verres had gegeven: dat hij eraan had herinnerd hoe welwillend hij hen had behandeld, ook al voordat hij zelf naar de praetuur had gedongen en bij de recente verkiezingen van consuls en praetors en dat hij hen onmiddellijk daarna net zoveel geld had toegezegd als ze wilden wanneer ze mijn verkiezing tot aediel zouden verijdelen. Hierop zeiden sommigen dat ze dit niet aandurfden, terwijl anderen te kennen gaven dat ze meenden dat het niet uitvoerbaar was. Niettemin werd er een stoere vriend uit dezelfde familie gevonden, Quintus Verres Romilia, uit de beste school der omkoopagenten, leerling en vriend van de vader van Verres, die beloofde om het karwei tegen een beloning van 500.000 sestertiën uit te voeren, waarop er nog een paar anderen waren die alsnog zeiden mee te zullen werken. Dit alles in aanmerking nemend, maande hij mij in een sfeer van welwillendheid om uiterst voorzichtig te zijn.
9. Ik werd tegelijkertijd door twee zeer belangrijke zaken in beslag genomen: de verkiezingen stonden voor de deur, waarbij ik met grof geld werd bestreden èn het proces was nabij; ook daar bedreigden de Siciliaanse geldmandjes mij in mijn taak. Mijn bezorgdheid over de verkiezingen weerhield mij ervan om mij ongehinderd op de behandeling van het proces te richten; vanwege het proces was het niet mogelijk om mij volledig in te zetten voor mijn kandidatuur. Het onder druk zetten van de omkoopagenten, ten slotte, was geen optie omdat ik inzag dat zij begrepen dat ik volledig door het proces zou worden geabsorbeerd en in beslag genomen. Ook heb ik vernomen dat de Sicilianen tezelfdertijd werden gemaand om eerst naar het huis van Hortensius te gaan, dat de Sicilianen zich verstandig en onafhankelijk hebben opgesteld en dat zij niet zijn komen opdagen omdat zij begrepen wat de reden was dat zij werden ontboden.
Intussen waren mijn eigen verkiezingen begonnen, waarover Verres, net als bij de overige verkiezingen dit jaar, heer en meester meende te zijn. Samen met zijn vriendelijke en innemende zoon liep dit machtig heerschap heen en weer tussen de kiesdistricten, waarbij hij alle vrienden van zijn vader – d.w.z. alle omkoopagenten – bij zich riep. Toen dit werd begrepen en opgemerkt heeft het Romeinse volk er met geestdrift voor gezorgd dat degene wiens rijkdom mij niet van mijn eed kon afbrengen mij evenmin met zijn geld uit mijn ambt kon verdringen.
Vanaf het moment dat ik was verlost van die grote zorg over mijn kandidatuur begon ik mij met een veel vrijere en meer ontspannen geest uitsluitend te concentreren op de behandeling van de rechtszaak. Ik ontdekte, heren rechters, dat door de tegenstanders het plan was opgevat en afgesproken dat hoe dan ook met alle middelen de zaak zodanig zou worden gerekt dat het proces zou worden gevoerd tijdens de praetuur van Marcus Metellus. Dit zou de volgende voordelen hebben. In de eerste plaats is Marcus Metellus een zeer goede vriend. Bovendien zou niet alleen Hortensius consul zijn, maar ook Quintus Metellus. Merk op wat dit voor een vriend is: hij heeft al een zodanig voorproefje gegeven van zijn toegenegenheid dat het erop lijkt dat hij Verres heeft beloond voor de voorkeurstemmen. Of dachten jullie soms dat ik over zulke belangrijke zaken zou zwijgen en dat ik bij een zo groot gevaar voor de samenleving en mijn eigen reputatie aan iets anders zou denken dan aan mijn ambtsplicht en mijn waardigheid? Een van de gekozen consuls ontbood de Sicilianen; enkele hiervan kwamen opdagen vanwege het feit dat Lucius Metellus praetor was in Sicilië. Hij sprak aldus met hen: dat hij zelf consul was, dat zijn ene broer de scepter zwaaide over Sicilië, dat zijn andere broer binnenkort het Hof van Terugvordering zou voorzitten, dat er op vele manieren voor was gezorgd dat men Verres niet kon schaden.
10. Wat, vraag ik jou, Metellus, is schending van de rechtsorde als het niet dit is: om getuigen – en dan ook nog Sicilianen, angstige en wanhopige mensen – niet alleen door persoonlijk gezag, maar ook door angst voor de consul en de macht van twee praetors te intimideren? Wat zou jij niet doen voor een onschuldig man uit jouw vriendenkring wanneer jij vanwege een totaal verdorven mens waarmee jij geen enkele binding hebt jouw ambtsplicht en waardigheid verzaakt en erop aanstuurt dat het lijkt alsof datgene wat Verres bij herhaling tegen iemand zegt die jou niet kent de waarheid is? Er wordt namelijk beweerd dat Verres zegt dat jij niet - zoals jouw overige familieleden - door het lot maar door zijn toedoen consul bent geworden.
De twee consuls en de voorzitter van de rechtbank zullen dus op zijn hand zijn. “Niet alleen”, zegt hij, “zullen wij ontsnappen aan Manlius Glabrio, een man die als onderzoeksrechter wat al te zorgvuldig is en al teveel luistert naar het oordeel van het volk; er is voor ons nog een ander voordeel. Een van de rechters is Marcus Caesonius, een collega van de aanklager, een man die op juridisch gebied aanzien en bekendheid geniet, die men absoluut niet kan gebruiken in een rechtbank die wij op enigerlei wijze proberen om te kopen, doordat hij al eerder, toen hij rechter was in het college van Gaius Iunius, die zeer schandelijke misdaad niet alleen streng heeft veroordeeld, maar dit ook publiekelijk heeft uitgesproken; deze man zal vanaf 1 januari niet meer beschikbaar zijn. Quintus Manlius en Quintus Cornificius, twee zeer strenge en onpartijdige rechters, zullen vanwege hun aanstelling tot volkstribuun niet meer beschikbaar zijn. Publius Sulpicius, een toegewijd en onbevooroordeeld rechter, dient op 5 december zijn ambt in de magistratuur te aanvaarden. Marcus Crepereius, uit dat riddergeslacht van uiterste discipline; Lucius Cassius, afkomstig uit een familie die in het algemeen al maar meer in het bijzonder in juridische aangelegenheden buitengewoon streng is en Gnaeus Tremellius, een uiterst oprecht en zorgvuldig man; deze drie beproefde mannen zijn gekozen voor het militair tribunaal; vanaf januari zullen zij geen recht meer spreken. Ook zullen wij door loting een nieuw jurylid in de plaats van Marcus Metellus aanwijzen, omdat hij president wordt van deze rechtbank. En zo zullen wij vanaf de tweede januari, als èn de praetor èn vrijwel de voltallige jury zijn vervangen, ontsnappen zoals ons dat uitkomt aan de beschuldigingen van de aanklager en de grote verwachting van dit proces”.
Het is vandaag 5 augustus. Op het negende uur zijn jullie de vergadering begonnen. Deze dag tellen ze al niet eens meer mee. Er zijn tien dagen tot aan de votiefspelen, die Gnaeus Pompeius van plan is te houden; deze spelen zullen vijftien dagen in beslag nemen. Direct daarna volgen de Romeinse spelen. En dus menen zij dat zij pas na het verstrijken van ongeveer veertig dagen antwoord hoeven te geven op wat door ons is betoogd om de zaak vervolgens door redevoeringen en verontschuldigingen gemakkelijk te kunnen rekken tot aan de spelen van Victoria. Hier sluiten de volksspelen op aan, waarna er geen of nauwelijks nog dagen voor het pleiten overblijven. Wanneer de aanklacht aldus is afgeweerd en de storm is gaan liggen komt de zaak als nieuw bij praetor Marcus Marcellus terecht, een man die ik, als ik zijn integriteit in twijfel zou trekken, niet als jurylid zou handhaven. Desondanks is mijn gevoel op dit moment dat ik deze zaak liever afhandel met hem als jurylid dan als praetor en dat ik hem liever zijn eigen stembordje toevertrouw terwijl hij onder ede is dan de stembordjes van anderen als hij niet onder ede is.
11. En nu vraag ik aan u, leden van de jury, hoe u meent dat ik te werk moet gaan. Natuurlijk zult u mij, zonder het uit te spreken, stellig het advies geven om tot datgene te besluiten waarvan ik zelf begrijp dat het noodzakelijk is. Als ik de tijd die mij wettelijk is toegewezen gebruik om mijn pleidooi uit te spreken dan zal ik de vruchten plukken van mijn arbeid, ijver en nauwgezetheid en zal ik bereiken dat het lijkt alsof er sinds mensenheugenis nooit iemand beter voorbereid, onvermoeibaarder en strijdvaardiger naar een rechtszitting is gekomen. Echter, het gevaar is levensgroot dat de aangeklaagde ontsnapt tijdens deze bijval voor mijn inzet. Wat kan er dan gedaan worden? Ik meen dat dit niet duister of verborgen is. Het genieten van de lofprijzingen, die na een uitgebreid betoog in ontvangst kunnen worden genomen, zullen wij voor een ander tijdstip bewaren; nu echter zullen wij de verdachte aanklagen met documenten, getuigenissen, private en openbare oorkondes en gezaghebbende verklaringen.
Dit is een zaak tussen jou en mij, Hortensius; ik zal openlijk met je spreken. Als ik het idee had dat jij bij dit rechtsgeding met mij zou wedijveren door het bespreken en weerleggen van de beschuldigingen, dan zou ook ik veel tijd besteden aan de aanklacht en het toelichten van de beschuldigingen. Aangezien jij nu voorbereidingen hebt getroffen om mij niet zozeer vanuit jouw natuurlijke aanleg als wel op een voor het geding gunstig tijdstip te bestrijden is het noodzakelijk dat ik dit krijgsplan met enig beleid het hoofd bied. Jouw plan is om na afloop van een tweetal spelen te beginnen met mij te antwoorden; mijn plan is om vóór de eerste spelen de zitting te verdagen, met het resultaat dat jouw opzet als sluw en mijn beleid als noodzakelijk zal worden beschouwd.
12. Wat ik mij had voorgenomen te zeggen in deze zaak tussen jou en mij is het volgende. Nadat ik deze zaak op verzoek van de Sicilianen eenmaal op mij had genomen – en waarbij ik het als eervol en verheven beschouwde dat zij, die onbaatzuchtigheid en matigheid op waarde weten te schatten, mijn plichtsbesef en zorgvuldigheid wilden beproeven - toen heb ik mij, gesteund door deze opdracht, een nog grotere taak gesteld, waardoor het Romeinse volk mijn opvatting over de republiek goed zou kunnen leren kennen. Want dit leek mij volstrekt onwaardig voor mijn ijver en inspanning, dat die man, die in het oordeel van allen reeds veroordeeld was, door mij ter zitting zou worden geroepen als niet ook die ontoelaatbare macht van jou en die hebzucht die gedurende al die jaren bij talrijke processen voor jou gebruikelijk is geweest aan de zaak van die reddeloze man zou worden toegevoegd. Zoals het nu is – aangezien deze machtspositie en heerschappij over de rechtbanken jou zo goed bevalt en er mannen zijn die zich niet schamen voor of walgen van hun inhaligheid en slechte reputatie, die welhaast met opzet de haat en de ergernis van het Romeinse volk over zich af lijken te roepen – verklaar ik publiekelijk dit op mij te hebben genomen; een zware last wellicht en zeer gevaarlijk voor mezelf, maar toch ook een waardige last, waarvoor ik mij met de kracht van mijn jaren en mijn ijver zal inzetten. Aangezien een complete stand in nood verkeert en in het nauw is gebracht door de verdorvenheid en vermetelheid van enkelen èn door de slechte reputatie van de rechtbanken, verklaar ik mij tot vijand en aanklager van dit soort mannen, tot een haatdragende, volhardende, felle tegenstander. Dit trek ik naar mij toe, dit eis ik voor mij op, hier zal ik mij op richten als magistraat, hier zal ik naar streven vanuit de positie waarin het Romeinse volk heeft gewild dat ik mij vanaf 1 januari concentreer op het staatsbelang en op verdorven mannen; ik garandeer het Romeinse volk dat dit voor mij het hoogste en voortreffelijkste is van het ambt van aediel. Ik waarschuw, ik vermaan, ik roep ertoe op dat zij die gewoon zijn de rechtsgang te corrumperen door geld aan te bieden of aan te nemen of te beloven of toe te zeggen of als tussenpersoon op te treden of te bemiddelen, die op dit terrein op enigerlei wijze door hun invloed of onbeschaamdheid betrokken zijn, om zich bij dit proces in daad en geest van deze schandelijke misdaad te onthouden.
13. Hortensius zal dan consul zijn, met de hoogste macht en bevoegdheid; ik daarentegen ben dan aediel, d.w.z. nauwelijks meer dan een ambteloos burger. En toch is deze zaak, die ik heb beloofd te zullen bespreken, van een zodanige aard, zo welkom en aangenaam voor het Romeinse volk, dat zelfs de consul bij dit proces vergeleken met mij zo mogelijk nog minder zal lijken dan een ambteloos burger. Niet alleen deze zaken zullen worden genoemd, maar als bepaalde dingen zijn uiteengezet zal bovendien worden besproken wat gedurende tien jaar, sinds de rechtbanken aan de Senaat werden overgedragen, op het gebied van de rechtspraak aan schandelijk en misdadige dingen zijn gebeurd. Het Romeinse volk zal van mij te horen krijgen waarom het is, wat de reden is dat terwijl de ridderstand gedurende vijftig jaren vrijwel onafgebroken recht sprak, in geen enkel proces ook maar de minste verdenking is gerezen over het aannemen van steekpenningen bij het vonnissen; waarom het is dat toen de rechtbanken aan de senatorenstand waren overgedragen en het Romeinse volk onder het gezag van telkens een van jullie stond, Quintus Calidius, nadat hij was veroordeeld, verklaarde dat een man met de rang van praetor niet eervol veroordeeld kan worden voor minder dan 300.000 sestertiën; waarom het is dat toen Publius Septimius, een senator, toen Quintus Hortensius praetor was werd veroordeeld wegens afpersing met als reden dat hij bij het rechtspreken steekpenningen had aangenomen; dat het in het proces tegen Gaius Herennius, dat het in het proces tegen Gaius Popilius, allebei senatoren, dat het in het proces tegen Marcus Atilius, die wegens majesteitsschennis was veroordeeld, overtuigend is vastgesteld dat zij geld hebben aangenomen bij het rechtspreken; dat er senatoren zijn ontdekt die, toen Gaius Verres door het lot als stadspraetor was aangewezen, tot een uitspraak kwamen tegen een aangeklaagde, die zij veroordeelden zonder de zaak te kennen; dat er een senator is gevonden die, toen hij rechter was, in één en hetzelfde proces èn van de beklaagde geld aannam dat hij onder de rechters verdeelde èn van de aanklager om de beklaagde te veroordelen. Maar op welke wijze zal ik mij beklagen over het verderf, de eerloosheid en de schadelijkheid van een complete stand, dat het is voorgekomen in deze gemeenschap dat, toen de senatorenstand rechtsprak, de stemmen van de gezworenen met verschillende kleuren werden aangegeven? Ik beloof dat al deze zaken nauwgezet en serieus door mij zullen worden besproken.
14. Hoe dan wel denken jullie dat het mij te moede zal zijn als ik moet constateren dat er ook bij dit proces iets door een vergelijkbaar krijgsplan is geschonden of ten minste in werking is gesteld? Zoals ik met vele getuigen overtuigend zal kunnen aantonen heeft Gaius Verres in Sicilië, terwijl velen toehoorden, dikwijls gezegd dat hij een invloedrijke vriend had met wiens ruggesteun hij de provincie leegplunderde, en dat hij niet alleen voor zichzelf naar fortuin op zoek was, maar dat hij die drie jaren van zijn Siciliaanse praetuur zo had ingedeeld, dat hij met zichzelf had afgesproken voortreffelijk te handelen als hij de opbrengst van het eerste jaar voor zichzelf zou behouden, die van het tweede jaar aan zijn beschermheren en advocaten zou overhandigen en die van het derde, meest overvloedige en winstgevende jaar, volledig voor de rechters zou reserveren.
Dit herinnert mij eraan om te vermelden wat ik onlangs tijdens het wraken van de rechters ten overstaan van Manlius Glabrio onder de aandacht heb gebracht – en waarmee ik naar ik heb begrepen het Romeinse volk danig in beroering heb gebracht: dat ik mij kan voorstellen dat de buitenlandse volken gezanten naar het Romeinse volk zullen afvaardigen om de wet tegen afpersing en het Hof van Terugvordering af te schaffen. Zij denken namelijk dat als deze processen er niet zouden zijn, elk van hen slechts zoveel zou roven als wat hij meende dat voor zichzelf en zijn nakomelingen voldoende was; dat nu deze rechtbanken er wèl zijn iedereen rooft wat voor zichzelf, zijn beschermheren, zijn advocaten, de praetor en de rechters voldoende is; dat dit werkelijk een onmetelijk bedrag is, dat zij de begeerte van de meest hebzuchtige man kunnen bevredigen, maar niet zijn meest verderfelijke triomf. Welk een gedenkwaardige processen, welk een voortreffelijk oordeel over onze stand, als de bondgenoten van het Romeinse volk niet willen dat er nog langer processen wegens afpersing plaatsvinden, terwijl deze door onze voorouders juist zijn ingesteld ten behoeve van onze bondgenoten! Zou die man ooit hoop op een goede afloop kunnen hebben als hij niet een lage dunk van jullie had? Hierdoor moet hij bij jullie zo mogelijk nog meer gehaat zijn dan bij het Romeinse volk, want hij meent dat jullie in hebzucht, misdadigheid en leugenachtigheid niet voor hem onderdoen.
15. Bezin u op deze toestand en neem maatregelen, bij de onsterfelijk goden, heren rechters! Ik waarschuw, ik voorspel, dit is waar ik van overtuigd ben: dat deze goddelijke gelegenheid aan jullie is gegeven zodat jullie je stand volledig kunnen bevrijden van haat afgunst, schande en oneer. Er is geen strengheid, geen oprechtheid in de rechtbanken, ja men gelooft zelfs dat er helemaal geen rechtbanken meer zijn. En dus worden wij door het Romeinse volk gehoond en geminacht; al geruime tijd zijn wij ernstig in opspraak en het is ook om geen andere reden dat het Romeinse volk met zoveel ijver het herstel van de macht van het tribunaat heeft nagestreefd. Toen men dit verlangde leek het alsof men inderdaad dit herstel wilde, maar in werkelijkheid verlangde men naar goede rechtbanken. Dit ontsnapte niet aan de aandacht van Quintus Catulus, een zeer wijze en verheven man die, toen hij naar zijn mening werd gevraagd nadat door Gnaeus Pompeius, een zeer dappere en beroemde man, een wetsvoorstel over de bevoegdheden van tribunen was ingediend, met zijn gebruikelijke autoriteit als volgt begon te spreken: dat de senatoren de rechtbanken slecht en eerloos beheren, dat als ze ervoor zouden kiezen om zich op het gebied van de rechtspraak te richten naar het oordeel van het Romeinse volk er geen mensen zouden zijn die zozeer zouden verlangen naar de macht van de tribunen. En ten slotte Gnaeus Pompeius zelf; toen hij bij zijn eerste toespraak die hij als gekozen consul voor het volk hield in het vooruitzicht stelde - waar het meest naar werd uitgezien – dat hij van plan was om de macht van het tribunaat te herstellen leidde dit tot bijval en algemene instemming van de volksvergadering. Toen hij tijdens dezelfde volksvergadering sprak dat de provincies zijn geplunderd en geteisterd en vervolgens dat de rechtbanken schandelijk en oneervol te werk gaan en dat hij t.a.v. deze kwestie wilde ingrijpen en maatregelen wilde nemen, toen gaf het Romeinse volk niet met bijval maar met luid gejuich zijn instemming te kennen.
16. Er staan nu mensen op de uitkijk; zij zien toe wat elk van ons doet om de zuiverheid van de rechtspraak te behoeden en de wetten te handhaven. Zij zien dat er tot nu toe, sinds de wet over het tribunaat, welgeteld één man van senatoriale rang is veroordeeld en dan ook nog een zeer onbetekenende. Hoewel zij dit op zichzelf niet afkeuren hebben zij toch ook geen reden om dit te prijzen. Het is immers helemaal niet prijzenswaardig om daar rechtschapen te zijn waar er niemand in staat is of een poging doet tot omkoping. Dit is een rechtsgeding waarbij jullie over de zaak zelf en het Romeinse volk over jullie zullen oordelen. In het geval van degene die hier aanwezig is zal worden vastgesteld of het mogelijk is dat een man die zeer schuldig en schatrijk is door een rechtscollege van senatoren kan worden veroordeeld. Bovendien is deze verdachte een man die niets anders in zich heeft dan de zwaarste zonden en zeer veel geld, waardoor er, als hij wordt vrijgesproken, geen andere verdenking kan overblijven dan de meest schandelijke: niet door vriendschapsbanden, niet door bloedverwantschap, niet door andere natuurlijke omstandigheden zullen zijn zo talrijke en zware misdaden lijken te zijn afgezwakt.
Ik zal de zaak zo behandelen dat niet alleen de oren maar ook de ogen van de aanwezigen bij al hun beraadslagingen aanwezig zullen lijken te zijn. Jullie hebben de macht om de schande en de slechte reputatie die al gedurende een aantal jaren met deze stand verbonden is uit te roeien en uit te bannen. Het is voor iedereen duidelijk dat er sinds deze rechtbanken, waar wij nu gebruik van maken, zijn ingesteld, nooit een zo waardig en luisterrijk rechtscollege is geweest. Als er nu onregelmatigheden plaatsvinden dan zullen alle mensen de conclusie trekken dat er in de toekomst voor het rechtspreken niet naar andere, meer betrouwbare figuren uit deze stand moet worden gezocht - wat onmogelijk is – maar naar mensen uit een geheel andere stand.
17. Het is hierom dat ik in de eerste plaats aan de onsterfelijke goden datgene verzoek wat ik ook zelf meen te mogen hopen, heren rechters, dat er bij dit proces geen ander verdorven mens zal worden aangetroffen dan degene van wie dit reeds lang geleden is vastgesteld; en ten tweede: mocht er toch een aantal verdorven mannen zijn dan verzeker ik u, leden van de jury, en het Romeinse volk, dat het leven mij eerder zal verlaten dan de kracht en de volharding om zulke lieden in rechte te vervolgen. Evenwel: het onheil, de gevaren en de vijandelijkheden die mij te wachten staan vanaf het moment dat ik de belofte deed om streng te vervolgen als wordt toegelaten wat ongepast is, dat kun jij, Manlius Glabrio, door jouw gezag, wijsheid en zorgvuldigheid voorkomen. Neem op je de kwestie van de rechtspraak, neem op je de kwestie van gestrengheid, van integriteit, van trouw, van religie; neem op je de kwestie van de Senaat opdat hij, als hij tijdens dit proces zijn waarde bewijst, bij het Romeinse volk in achting en waardering stijgt. Realiseer je wie je bent, in welke positie je verkeert, wat je het Romeinse volk moet aanbieden, wat je aan je voorvaderen verschuldigd bent; zorg ervoor dat je de wet van jouw vader in gedachten houdt, voor welke wet tegen afpersing het Romeinse volk de behoefte heeft aan de beste rechters en de strengste vonnissen. Je bent omgeven door de hoogste gezagsdragers, die het niet zullen toestaan dat jij de eer van jouw familie uit het oog verliest, die jou er dag en nacht aan zullen herinneren dat jouw vader zeer dapper, jouw grootvader zeer wijs en jouw schoonvader zeer invloedrijk was. Als je daarom bij het bestrijden van zeer vermetele mannen de moed en de felheid van jouw vader in je hebt, als je bij het verijdelen van lagen en listen het inzicht van jouw grootvader hebt - waaraan de goede naam van jou en jouw collega-rechters zal worden afgemeten; als je de vastberadenheid van jouw schoonvader hebt, zodat niets jou af kan brengen van jouw standpunt over wat waar en zeker is, dan zal het Romeinse volk begrijpen dat met de meest rechtschapen en achtenswaardige praetor en met een uitgelezen rechtscollege enorme rijkdom bij een schuldige beklaagde eerder leidt tot verdenking van een misdaad dan tot een basis voor ontsnapping aan een veroordeling.
18. Ik ben vastbesloten om het niet zover te laten komen dat in dit proces de praetor en de jury worden vervangen. Ik zal niet toestaan dat de zaak naar een zodanig tijdstip wordt vooruitgeschoven dat de slaven van de voor het volgend jaar gekozen consuls de Sicilianen, die ze tot nu toe niet hebben lastig gevallen, door een ongehoord precedent gezamenlijk zullen oproepen, dat de lictors van de consuls hen zullen dagvaarden. Ik zal het niet dulden dat beklagenswaardige mensen - voorheen bondgenoten en vrienden van het Romeinse volk, nu slaven en smekelingen – niet alleen hun recht en bezittingen verliezen door hun ambtsgezag, maar dat ze zelfs niet de gelegenheid hebben om hun positie te beklagen. Ik zal het stellig niet tolereren dat wij, nadat ik de zaak heb uitgesproken, pas repliek krijgen als er veertig dagen zijn verstreken, als onze aanklacht reeds lang in vergetelheid is geraakt. Ik zal het niet laten gebeuren dat dit proces pas wordt afgerond nadat deze menigte mensen, die vanwege de volksvergaderingen, de spelen en de census van alle kanten uit heel Italië is toegestroomd, naar huis is teruggekeerd.
De beloning voor een roemrijke daad evenals het gevaar van ergernis onder het volk zijn voor jullie, het zware werk en de zorgen zijn voor mij, de wetenschap van wat er is besproken en de herinnering aan wat door wie werd gezegd behoren naar ik meen voor ons allen te zijn.
Wat ik ga doen is niet nieuw, maar al eerder toegepast door hen die nu de voornaamste mensen van onze gemeenschap zijn: het onmiddellijk presenteren van de getuigen. Jullie zullen merken, leden van de jury, dat nieuw is aan mijn werkwijze dat ik de getuigen zo zal regisseren dat ik daarmee de aanklacht volledig uiteenzet; dat ik, wanneer ik dit met bewijzen en betoog heb gerealiseerd, de getuigenissen met de aanklacht in overeenstemming zal brengen; dat er geen verschil is tussen een gebruikelijke aanklacht en deze ongewone methode, afgezien van het feit dat gewoonlijk de getuigen pas worden gehoord als alles is gezegd terwijl ze in dit geval elk afzonderlijk zullen worden gepresenteerd en dat ook de wederpartij de gelegenheid heeft om getuigen te ondervragen, bewijs aan te voeren en een betoog te houden. Als er iemand is die verlangt naar een aanklacht in de vorm van een doorlopend betoog dan verwijs ik naar de tweede zitting; nu dient hij te begrijpen dat onze handelwijze noodzakelijk is om de doortraptheid van de wederpartij het hoofd te bieden.
Dit zal bij de eerste zitting de aanklacht zijn: wij betogen dat Gaius Verres met grote willekeur en wreedheid is opgetreden tegen Romeinse burgers en tegen bondgenoten, dat hij vele schanddaden tegen goden en mensen heeft gepleegd en dat hij bovendien op onwettige wijze veertig miljoen sestertiën uit Sicilië heeft geroofd. Dit zullen wij met getuigenissen, privé-documenten en gezaghebbende staatsstukken zo duidelijk maken dat jullie van oordeel zullen zijn dat zelfs àls wij voldoende tijd en beschikbare dagen zouden hebben gehad om te spreken, een uitgebreide redevoering desondanks nergens voor nodig was. Ik heb gezegd.