Hoofdstuk 21, tekst A: De samenzwering (versie 1)
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 2
Die Catilina droeg die jongemannen die hij rondom zich had weldra
andere, grotere, misdaden op.
Hij beval hun zelfs om mensen op straat zomaar in te sluiten
en te doden! Met deze vrienden en makkers besloot hij zelfs een staatsgreep
te plegen. Vervolgens riep hij allen die het meest wanhopig en het meest
onverschrokken waren, bijeen bij zich thuis. Er waren bovendien
vele jongelui van adel die het onzekere boven het zekere, oorlog
boven vrede verkozen. Toen zij bijeengekomen waren, hield Catilina
een redevoering van de volgende strekking: ”Vrienden, voorheen heb ik jullie leren kennen als dapper en verknocht aan mij. Daarom durf ik met jullie een grote en
mooie daad te stellen, tevens omdat ik zie dat voor jullie dezelfde dingen
goed en slecht zijn die dat voor mij zijn. Want hetzelfde willen en hetzelfde
niet willen, dat is pas hechte vriendschap. Vrienden, verneem deze plannen van mij.
Nadat de staat in handen van weinigen is geraakt,
zijn alle sympathie, macht , eer en rijkdom bij hen. Wie van de mensen
kan verdragen dat zij rijkdom in overvloed, maar wij gebrek hebben ?
Vrijheid hebben jullie vaak gewenst, bovendien rijkdom, eer en roem:
al die zaken heeft het lot aan de overwinnaars als beloningen in het vooruitzicht gesteld! Precies deze dingen zal ik met jullie bereiken, tenzij jullie liever slaaf willen zijn dan de baas te spelen.”
Het gerucht ging dat Catilina, toen hij deze redevoering had gehouden, zijn makkers een eed had afgenomen. Ze zeiden dat zij mensenlijk bloed, vermengd met wijn, hadden gedronken, om elkaar trouwer te zijn.