Hoofdstuk 9, tekst A: taaloefening
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 1
A:
1. properabat - hij haastte zich
2. tollebas - jij tilde op
3. dormiebamus - wij sliepen
4. solebatis - jullie hadden de gewoonte
5. defendebas - jij verdedigde
6. inveniebant - zij vonden
7. invitabam - ik nodigde uit
8. respondebamus - wij antwoordden
9. laudabas - jij prees
10. gerebant - zij voerden oorlog
11. excitabat - hij wekte op

B:
1. deos immortales (acc.) - de onsterfelijke goden
2. fortunam malam (acc.) - het slechte lot
3. deam sapientem (acc.) - de wijze godin
4. bella tristia (nom./acc.) - de droevige oorlogen
5. hostes multi / multos (nom./acc.) - de vele vijanden
6. ducem fortem (acc.) - de sterke aanvoerder
7. honores tales (nom./acc.) - zulke eren
8. ignis terribilis (nom.) - een verschrikkelijk vuur
9. causae verae (nom.) - de echte oorzaken
10. periculum magnum (nom./acc.) - een groot gevaar

C:
1. Ooit vonden wij jullie wijs.
2. Vroeger hadden de Romeinen de gewoonte veel oorlogen te voeren.
3. Wij renden verschrikt door de stad.
4. Hoewel de meisjes voor het vuur zorgden, was de godin boos.
5. Ik prees de koning en zijn zonen.
6. Na de nederlaag haastten de soldaten zich naar Rome.
7. Ik verlangde de oorzaken te leren kennen.
8. Hij begon een erg mooie redevoering te houden.
9. We sliepen. Daarom hoorden wij zijn lawaai niet.