Hoofdstuk 9, tekst C - taaloefening
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 1
a)
2 servum nostrum
servi nostri
servos nostros
3 vestrum hostis
vestri hostes
vestros hostes
4 urbem meam
urbes meae
urbes meas
5 filium suum
filii sui
filios suos
6 bellum nostrum
bella nostra
bella nostra
b)
1 eius--->Marcus
2 suum--->patrem
c)
1 jullie zeiden dico
2 hij verdedigde defendo
3 zij verboden veto
4 jij zag video
5 wij maakten facio
6 wij renden curro
7 jullie hielden van amitto
8 ik nam capio
9 zij verlieten relinquo
10 wij beeindigden finio
11 zij droegen gero
12 jij leidde duco
13 jullie gaven do
14 jij ontkwam effugio
15 zij deden alsof simulo
16 hij liet vallen deicio
d)
1
occido
occidis
occidit
occidimus
occiditis
occidiunt
occidi
occidisti
occidit
occidimus
occidistis
occiderunt
2 convenio
convenis
convenit
convenimus
convenitis
conveniunt
conveni
convenisti
convenit
convenimus
convenistis
convenerunt
e)
Gessisti= jij hebt gedragen.
Defendit= hij heeft verdedigd.
Dedimus= wij hebben gegeven.
Fecerunt= zij hebben gemaakt.
necistis= jullie hebben gedood.
Solui= ik had de gewoonte.
Apparuvisti= jij bent. tevoorschijn gekomen. <- apparuisti
Laudavit= hij heeft geprezen.
Convenimus= wij zijn samengekomen
f)
1. Wij hebben een verschrikkelijke misdaad voorbereid.
2. Vader heeft 2 zoons, hij houdt van de 1, hij houdt niet van de ander.
3. De jongemannen waren erg blij.
4. Zij lachten en waren blij en tevreden.
5. Zelf heeft hij gezegd: ik heb jullie nooit uitgenodigd.
6. Waarom heeft het lot geen hoop gegeven?
7. Zij bevestigden hun plan.
8. Wij zijn gevlucht en verlieten Italie.
9. De goden beschermden altijd ons volk.
10. Jij hebt een fel gevecht gevoerd?
11. De slaven doden hun meester.
12. De slaven doden de meester van hem.
13. Het meisje ziet haar eigen vader.
14. Zij verdedigen hun eigen stad.
15. Zij verdedigen de stad van hem.
h+i)
dormio-slapen-I
duco-leiden-consonant
convenio-bijeenkomen-i
moveo-bewegen-e
facio-doen-capio
teneo-vasthouden-e
relinquo-achterlaten-consonant
Gero-voeren-consonant
capio-pakken-capio
do-geven-a
j)
defendebat
videt
biberunt
dedistis
fugimus
occiderunt
vetamus
reliquerunt