Hoofdstuk 16, tekst C: Taaloefening D:
1. Het was noodzakelijk/onvermijdelijk voor Nausika� (om) de mantels te wassen: want ze zal snel/spoedig trouwen.
2. Bij de rivier wilden de meisjes de maaltijd klaarmaken.
3. Athene wil Odysseus wakker maken: de bal valt in de rivier.
4. Toen de ongelukkige Odysseus de stemmen van de meisjes hoorde, werd hij wakker en stond op.
5. Nausika� zei tegen/aan de meisjes: �vriendinnen / lieve meisjes, wees niet meer bang (vrees niet meer) en vlucht niet weg: kom hierheen. Het is nodig (om) de ongelukkige man te verzorgen.
6. Toen Odysseus zich waste, gaf Athene (aan) hem zeer veel charme: hij scheen gelijk aan een god te zijn aan/voor het meisje.