Exercitium 10: A+B
Oefening 10
1.Zij geven mij nooit geschenken
2.Mensen prijzen soms oorlog, omdat ze de gevaren van de oorlog niet kennen.
3.Goud en zilver hebben wij niet.
4.De barbaren vernietigen in de stad de tempels van de goden.
5.Waar zijn de legerplaatsen der Romeinen?
6.Het signaal wordt door de aanvoerder gegeven en het kamp wordt door de soldaten opgebroken.
7.Wij zien het kamp der Romeinen nergens.
8.De vestingstad der Galliers wordt door de Romeinen veroverd.
9.Een menigte mensen gaat van de tempel naar de markt.
10.Zonder wapens wordt de overwinning niet behaald.
11.Voor de vestingstad zijn de troepen der barbaren.
12.Tussen de wapenen zwijgen de wetten.
13.Altijd geeft ons de koning door middel van een bode de plannen/besluiten.
14.Wanneer het vaderland in gevaar is, moet jullie voor het vaderland vechten.
15.Het kamp der Romeinen is aan de voet van de berg, dat van de Galliers aan de overzijde van de rivier.
16.De namen van de mannen kennen wij niet.
17.Na het gevecht worden de lichamen der soldaten de stad ingedragen.
18.Na de oorlog hebben we een gesprek met de vijanden over een verdrag.
19.Aan de overzijde van de rivier is een tempel.
20.De vrouwen van de landbouwers dragen vrachten op het hoofd.
21.Zonder het licht van de zon is er geen leven.
22.Waarom vertel je me de namen van de aanvoerders niet?
23.Het is tijd; de soldaten breken het kamp reeds op.
24.In 't hart heeft moeder je lief en daarom probeert ze je te helpen.
25.De aanvoerder breekt wegens de kou het kamp niet op.
26.De Grieken varen altijd langs de kust.
27.Aan het begin van de lente varen de schepen Corinthe uit.
28.Wij houden niet van kou en winter, maar van de lente en de zomer.
29.Zij proberen de misdaad te verbergen.
30.Zij zijn gewoon na de avond het werk te stoppen.
31.Door regenbuien en kou wordt de mars der soldaten belemmerd.
32.De ruieter van de galliers vallen de troepen der Romeinen in de flank aan. (aan de zijde van)
Oefening 10b
1.Castra movetur.
2.Milites castra movent.
3.Incolae duci dona dant.
4.Pericula non vides.
5.Viri nobis forum monstrant.
6.Arma parantur.
7.Arma nobis praebent.
8.Ubi lumen vedetis?
9.Milites corpus ducis portant.
10.Ver amamus, hiemem non amamus.
11.Rector litus videt et viros vocat.
12.Opus ante vesperum finitur.
13.Imbres iter legionum impediunt.
14.Scelera vobis narrare non audent.
15.Quare mecum latus iretis.
16.Vere navigia enavigant.
17.Puella in capite onus portat.
18.Incolis nobis arma praebemur.
19.Opus finire debetis.
20.Cur de foedere tacetis?