Hoofdstuk 22, tekst C
C.A. beval op de laatste dag van het leven, nadat hij een spiegel had gevraagd, zijn haar te kammen. Hij ondervroeg de toegelatenen vrienden, of het scheen dat hij de komedie van zijn leven goed had gespeeld. Vervolgens stuurde hij allen weg, terwijl zij vanaf de stad waren aangekomen en met moeite de zieke dochter van Drusus ondervroegen. Plotseling ging hij weg uit het leven met een kus aan Livia, terwijl hij deze woorden zei: "Livia, leef denkend aan ons huwelijk, en tot ziens!" Zo was zijn uitgang makkelijk en zo als hij altijd had gewenst. Hij stierf toen SP en SA consuls waren, op 19 Augustus, het negende uur van de dag. Zijn lichaam is vanaf Nola tijdens de nachten naar Rome gebracht vanwege de tijd van het jaar. In Rome is het lichaam in het voorportaal van het huis geplaatst. Terwijl de senatoren onderling wedijveren door de keizer te prijzen, is een beperking opgelegd aan de eer: het aanwezige volk is geprezen door Tiberius en Drusus en hij werd door de senatoren weggebracht naar het Marsveld en verbrand. Ook ontbrak een zekere senator niet, die zwoer dat hij de beeltenis van de verbrandde keizer, gaande naar de hemel, gezien had. De voornaamste ridders verzamelden op blote voeten de resten en zij zetten bij in het Mausoleum.