Dreigende taal Met. 13.855-69 (pag. 85)
855 Heb slechts medelijden en verhoor de smeekbeden van een smekeling! Want ik bezwijk voor jou alleen, en ik die Jupiter en [zijn] hemel en snijdende bliksem veracht, ik, Nereïde, aanbid jou; jouw toorn is wreder dan bliksem. En toch zou
860 ik meer bestand zijn tegen deze minachting, als jij voor allen op de loop zou gaan; maar waarom bemin jij Acis na de Cycloop afgewezen te hebben en verkies jij Acis boven mijn omhelzingen? Toch laat hem maar en bij zichzelf in de smaak vallen en ,wat ik niet zou willen, bij jou, Galatea; moge slechts de gelegenheid gegeven worden, [dan] zal hij ervaren dat ik een kracht bezit
865 net zo groot als mijn lichaam. Ik zal zijn ingewanden terwijl hij nog leeft (levend) uit hem trekken en zijn ledematen in stukken (verdeeld) over het land uitstrooien en over jouw golven (moge hij zich zo met jou verenigen!). Want ik brand [van liefde] en liefde(svuur), gekwetst, laait feller op, en ik schijn de Etna [in mij] overgebracht met haar kracht in mijn borst mee te dragen – maar jij, Galatea, wordt niet geraakt (bewogen)!”