Eindelijk grijpt Jupiter in Met. 1.728-46
Categorie: Boek > Examenboeken > 2009: Ovidius als verteller
Als eindpunt voor de enorme inspanning bleef jij over, Nijl; zodra ze die bereikt
730 had zonk ze, na haar knieën op de rand van de oever te hebben geplaatst, neer en omhoog reikend met haar achterovergebogen hals, terwijl ze haar gezicht, het enige dat ze kon, naar de sterren hief, scheen ze en door haar gejammer en door haar tranen en door haar treurig klinkend geloei, bij Jupiter te klagen en te smeken om het eind van haar rampen.
735 Hij, met zijn armen de hals van zijn echtgenote omhelzend, vraagt haar einde-lijk een eind te maken aan de straf en zegt: ‘laat voor de toekomst je angst varen; dit zal nooit meer voor jou een reden tot verdriet zijn’; en hij beveelt de wateren van de Styx dit te horen.
Zodra de godin milder gestemd is, neemt zij (Io) haar vroegere gedaante aan en wordt wat zij eerder was. De vacht vlucht van haar lichaam, de horens
740 worden minder, de kring van haar ogen (oog) wordt kleiner, haar bek krimpt, haar schouders en handen keren terug, haar hoeven verdwijnen, uiteenvallend in telkens vijf nagels; van de koe is niets meer in haar over behalve de ver-blindende schoonheid van haar gestalte. Tevreden met het werk van twee
745 voeten richt de nimf zich op en is bang om te spreken, dat ze [namelijk] loeit op de manier van een jonge koe, en angstig probeert ze opnieuw de woorden die ze tijdelijk is kwijtgeraakt.