Juppiter en Io
Categorie: Auteur > Ovidius
Prooemium Met. 1.1-4 (pag. 17)
Mijn verlangen (geest) brengt mij ertoe te vertellen over gedaanten die in nieuwe lichamen zijn veranderd; goden, ondersteun mijn werk (ook dat hebt u immers veranderd) met inspiratie en leid mijn lied vanaf de eerste oorsprong van de wereld ononderbroken tot aan mijn eigen tijd.

Inachus treurt Met. 1.583-7 (pag. 27)
Inachus is als enige afwezig en verscholen in het diepst van zijn grot vermeerdert hij met zijn tranen zijn (het) water en treurt hij diep ongelukkig om zijn dochter Io, als om een verlorene. Hij weet niet of zij [nog] van het leven geniet of in de onderwereld is, maar hij denkt dat zij die hij niet ergens vindt, [ook] nergens is (dood is) en in zijn hart vreest hij [nog] ergere dingen.

Jupiter weet er meer van Met. 1.588-600 (pag. 27)
Jupiter had haar gezien toen ze terugkeerde van de rivier van haar vader en
590 hij had gezegd: ‘Meisje Jupiter waardig, (en) dat door je huwelijk de een of ander gelukkig zal maken, ga naar de schaduwen van de hoge bossen’ (en hij had naar de schaduwen van de bossen gewezen) ‘zolang als het warm is en de zon op zijn hoogst in het midden van zijn baan staat. Maar als je bang bent om alleen de schuilplaatsen van de wilde dieren te betreden, dan moet (zul) je veilig onder bescherming van een god de afgelegen plaatsen van de bossen
595 naderen, en niet van een god uit het gewone volk, maar van mij, die de hemelse scepter in mijn grote hand houd, (maar) die de zwervende bliksems zend. Vlucht niet voor mij!’ (Zij vluchtte namelijk.)
Reeds had zij de weiden van Lerna en de met bomen beplante velden van Lyrcea achter zich gelaten, toen de god het uitgestrekte gebied (landen) door
600 een nevel uit te spreiden aan het oog onttrok en haar vlucht tegenhield en haar eer roofde.

Juno vertrouwt het niet Met. 1.601-9 (pag. 28)
Intussen keek Juno omlaag naar het midden van Argos en verbaasd dat vliegende nevels op klaarlichte dag de aanblik van nacht hadden veroorzaakt, merkte ze dat die [nevels] niet van de rivier [afkomstig] waren en ook niet werden teruggestuurd (door verdamping dus) door de vochtige aarde; en
605 zij kijkt om zich heen waar haar man is, daar zij immers de streken van haar al zo dikwijls betrapte echtgenoot [wel] kende. Toen ze hem in de hemel niet vond, zei ze: ‘of ik vergis me of ik word beledigd’ en omlaaggegleden uit het hoogste van de hemel bleef ze staan op aarde en beval de nevels zich terug te trekken.

… en plaatst haar echtgenoot voor een netelig dilemma
Met. 1.610-21 (pag. 28)
610 Hij had de komst van zijn vrouw [wel] zien aankomen en het uiterlijk van Inachus’ dochter veranderd in [dat van] een glanzende jonge koe; ook als koe is zij mooi. Saturnus’ dochter prijst, ofschoon tegen haar zin, het uiterlijk van de koe en vraagt ook, alsof ze geen weet heeft van de waarheid, van wie die is en waarvandaan en uit welke kudde.
615 Jupiter liegt dat ze uit de aarde geboren is, opdat ze ophoudt te vragen wie erachter zit; Saturnus’ dochter vraagt haar als geschenk. Wat moet hij doen? Het is wreed zijn eigen geliefde af te staan, niet geven is verdacht; enerzijds is er de schaamte die het aanraadt, anderzijds raadt de liefde het af. De schaamte
620 zou door de liefde overwonnen zijn, maar als het kleine geschenk, de koe, zou worden geweigerd aan de deelgenote van zijn geslacht en zijn bed, dan kon het [ wel eens] lijken dat het geen koe was.

Juno stelt een bewaker aan: Argus Met. 1.622-38 (pag. 29)
Nadat de minnares gegeven was, liet de godin niet direct al haar angst varen en zij vreesde Jupiter en was bang voor een streek, totdat zij [haar] ter bewaking
625 gaf aan Arestors zoon Argus. Argus had een hoofd overdekt met honderd ogen; daarvan namen er om de beurt telkens twee rust, de overige hielden de wacht en bleven op hun post. Hoe hij ook stond, hij keek naar Io; voor zijn ogen had
630 hij Io, ook al had hij zich afgewend. Overdag laat hij haar grazen; wanneer de zon diep onder de aarde is, sluit hij haar op en doet boeien om haar hals die dat niet verdient. Zij voedt zich met boombladeren en bitter gras en in plaats van op een bed gaat zij ongelukkig liggen op de aarde, die niet altijd gras heeft
635 en ze drinkt [uit] de modderige rivieren. Ook al wilde ze smekend haar armen naar Argus uitstrekken, ze had geen armen om naar Argus uit te strekken, en als ze probeerde te klagen, uitte ze uit haar bek geloei. En ze werd bang van de klanken en schrok hevig van haar eigen stem(geluid).


Hoe moet Io het aan haar vader vertellen? Met. 1.639-50 (pag. 30)
Ook kwam ze naar de oevers waar ze dikwijls placht te spelen, de oevers van
640 de Inachus, en toen ze in het water haar nieuwe horens zag, werd ze erg bang en vluchtte hevig geschrokken weg voor zichzelf. De Naiaden weten niet, en ook Inachus zelf weet niet wie zij is; maar zij loopt achter haar vader aan en achter haar zusters loopt ze aan en ze laat zich aanraken en biedt zich aan
aan hen die verwonderd over haar zijn (terwijl ze zich over haar verbazen).
645 De oude Inachus had haar afgeplukt gras aangereikt; zij likt zijn handen en geeft kussen aan de handen van haar vader, en ze bedwingt haar tranen niet, en, als de woorden maar zouden volgen, dan zou ze om hulp smeken en haar naam en haar lotgevallen uitspreken. Letters in plaats van woorden, die
650 haar poot (voet) in het zand tekende, volbrachten het droeve teken van haar veranderde gedaante (gedaanteverandering).

Inachus is diep bedroefd Met. 1.651-67 (pag. 31)
‘Ik ongelukkige’, roept vader Inachus uit en hangend aan de horens en de sneeuwwitte hals van de weeklagende jonge koe herhaalt hij ‘ik ongelukkige!’; ‘ben jij het dan, dochter, die in alle landen door mij werd gezocht? Jij was, toen
655 je niet werd gevonden, een mindere reden tot verdriet dan nu je gevonden bent. Je zwijgt en zegt geen woorden terug als antwoord op de mijne; je slaakt slechts zuchten vanuit de diepte van je borst, en, het enige dat je kunt (dat wat je als enige kunt), je loeit terug op mijn woorden. Maar ik bereidde in mijn onwetendheid voor jou een bruidsvertrek en huwelijksfakkels voor, en er was voor mij de hoop ten eerste op een schoonzoon, ten tweede op kleinkinderen;
660 nu zul je een man moeten hebben uit de kudde en een zoon uit de kudde. En het is mij niet geoorloofd zulke grote smarten door de dood te beëindigen, maar het is nadelig een god te zijn, en het feit dat de deur van de dood gesloten is, verlengt mijn verdriet tot in de eeuwigheid (de eeuwige tijd).
Terwijl hij met dergelijke woorden klaagt, rukt de met fonkelende ogen
665 bezaaide Argus hem weg en de dochter, ontrukt aan haar vader, sleurt hij weg naar afgelegen weiden; zelf gaat hij op een afstand op een hoge bergtop zitten, vanwaar hij zittend naar alle kanten kijkt.

Jupiter kan het niet langer aanzien Met. 1.668-88 (pag. 31)
En de leider van de goden kan de zo grote rampen van Phoroneus’ zuster niet
670 langer verdragen en hij roept zijn zoon, die de stralende Plejade heeft gebaard en beveelt hem Argus (te doden) aan de dood te geven. En het duurt niet lang of hij heeft vleugels aan zijn voeten gedaan en zijn slaapbrengende staf in zijn machtige hand genomen en een helm op zijn haren gezet. Wanneer hij dit gedaan (geregeld) heeft, springt de zoon van Jupiter van zijn vaders burcht
675 omlaag naar de aarde. Daar verwijderde hij zijn helm en legde zijn vleugels neer; slechts de staf werd behouden. Hiermee drijft hij als een herder geitjes die hij onderweg heeft weggevoerd over afgelegen velden en speelt op een rietfluit. Getroffen door het nieuwe geluid zegt Juno’s wachter Argus: ‘maar jij, wie je
680 ook bent, je kunt wel (kon) bij me op de rots komen zitten, want op geen enkele plaats is overvloediger gras voor vee en je ziet een schaduw geschikt voor herders.’
Atlas’ kleinzoon ging zitten en rekte de dag die verstreek door veel te spreken, namelijk met verhalen, en door te spelen op de herdersfluit probeert hij de
685 wakende ogen te overwinnen. Hij echter vecht om de zoete slaap de baas te blijven en, hoewel de slaap door een deel van zijn ogen ontvangen is, waakt hij toch met een [ander] deel. Ook vraagt hij (want de fluit was kortgeleden uitgevonden) op welke manier die is uitgevonden.

Mercurius vertelt over Syrinx Met. 1.689-712 (pag. 33)
Dan zegt de god: ‘aan de voet van de koele bergen van Arcadië was te midden
690 van de bergnimfen van Nonacris één Naiade zeer beroemd; de nimfen noemden haar Syrinx. Niet slechts één keer had zij satyrs ontweken die haar achternazaten en alle goden die in het schaduwrijke bos en op het woeste land wonen (die het .. bos en het … land heeft). Zij vereerde de Ortygische godin
695 door haar toewijding en speciaal ook door haar maagdelijkheid; omdat ze ook op de manier van Diana haar gewaad had opgeschort, zou ze voor een misverstand zorgen en zou ze voor de dochter van Latona gehouden kunnen worden, als de een niet een hoornen boog en de ander een gouden boog had. Ook zo zorgde ze voor misverstanden.
Als ze terugkeert van de Lycaeusheuvel, ziet Pan haar en met zijn hoofd
700 omwonden met scherpe pijnboomtakken zegt hij de volgende woorden’ - hij wilde nog vertellen, [namelijk] dat de nimf, na de smeekbeden versmaad te hebben, door afgelegen gebieden was gevlucht, totdat ze bij de rustige stroom van de zandrijke Ladon kwam; dat zij hier, terwijl de golven haar vaart belemmerden, haar vloeibare zusters had gesmeekt haar te veranderen; en dat
705 Pan, toen hij dacht dat Syrinx al door hem was vastgegrepen, in plaats van het lichaam van de nimf moerasrietstengels had vastgehouden; en dat, toen hij daarin zuchtte, de luchtstromen die in de rietstengels in beweging gebracht waren, een dun (ijl) geluid hadden voortgebracht (en) gelijk aan [dat van] iemand die klaagt; dat de god, geboeid door de nieuwe kunst en de zoetheid
710 van de klank, gezegd had: ‘dit zal voor mij de manier blijven om met jou te spreken’, en dat hij zo aan de ongelijke rietstengels die door een verbinding van was met elkaar verbonden waren, de naam van het meisje gegeven had.


Argus’ dood en de reactie van Juno Met. 1.713-27 (pag. 34)
Toen hij op het punt stond dergelijke dingen te zeggen, zag Mercurius dat alle ogen bezweken waren en dat de ogen bedekt waren door slaap. Meteen
715 onderdrukt hij zijn stem en versterkt de slaap door met zijn toverstaf de lome ogen te strelen; en meteen verwondt hij hem die wankelt (knikkebolt) met zijn gebogen zwaard [daar,] waar het hoofd aan de hals grenst, en bebloed gooit hij
720 hem van de rots af en hij bevlekt de steile rots met bloed. Argus, daar lig je en het licht dat je had voor zoveel lichten (ogen), is uitgedoofd en één nacht bezet honderd ogen.
De dochter van Saturnus neemt deze eruit en plaatst ze in de veren van haar vogel en ze vult de staart met fonkelende ogen. Meteen ontbrandde ze in woede en stelde het moment voor haar toorn niet uit, en ze stuurde een
725 huiveringwekkende schrikgodin af op de ogen en het hart van de minnares uit Argos en ze stopte onzichtbare prikkels in haar borst en dreef haar op de vlucht (vluchtend) over de hele aarde.


Eindelijk grijpt Jupiter in Met. 1.728-46 (pag. 35)
Als eindpunt voor de enorme inspanning bleef jij over, Nijl; zodra ze die bereikt
730 had zonk ze, na haar knieën op de rand van de oever te hebben geplaatst, neer en omhoog reikend met haar achterovergebogen hals, terwijl ze haar gezicht, het enige dat ze kon, naar de sterren hief, scheen ze en door haar gejammer en door haar tranen en door haar treurig klinkend geloei, bij Jupiter te klagen en te smeken om het eind van haar rampen.
735 Hij, met zijn armen de hals van zijn echtgenote omhelzend, vraagt haar einde-lijk een eind te maken aan de straf en zegt: ‘laat voor de toekomst je angst varen; dit zal nooit meer voor jou een reden tot verdriet zijn’; en hij beveelt de wateren van de Styx dit te horen.
Zodra de godin milder gestemd is, neemt zij (Io) haar vroegere gedaante aan en wordt wat zij eerder was. De vacht vlucht van haar lichaam, de horens
740 worden minder, de kring van haar ogen (oog) wordt kleiner, haar bek krimpt, haar schouders en handen keren terug, haar hoeven verdwijnen, uiteenvallend in telkens vijf nagels; van de koe is niets meer in haar over behalve de ver-blindende schoonheid van haar gestalte. Tevreden met het werk van twee
745 voeten richt de nimf zich op en is bang om te spreken, dat ze [namelijk] loeit op de manier van een jonge koe, en angstig probeert ze opnieuw de woorden die ze tijdelijk is kwijtgeraakt.