Hoofdstuk 14, tekst 4: De wijze en vrienden
Dit is voor ons en voor hen gemeenschappelijk: dat de wijze met zichzelf tevreden is. Maar toch wil hij (zowel) een vriend hebben, (als) een buur, en een maatje, hoewel hij voor zichzelf voldoende is. Zie, hoe tevreden hij is met zichzelf, soms is hij zelfs tevreden met een deel van zichzelf. Als een ziekte of vijand hem zijn hand heeft ontnomen, als een of ander lotgeval/ongeval hem een oog of de ogen heeft uitgeslagen, dan zal de rest van hemzelf hem genoeg zijn/voldoende voor hem zijn, en hij zal met een verminkt lichaam net zo blij zijn als hij was met een ongeschonden lichaam.
Dus hoewel hij tevreden is met zichzelf, heeft hij vrienden nodig. Dezen verlangt hij zoveel mogelijk te hebben, niet om gelukkig te leven, want hij zal zelfs zonder vrienden gelukkig leven.