Hoofdstuk 14, tekst 3: De wijze en de dood
En daarom leeft de wijze zolang als nodig is, niet zolang als mogelijk is. Hij zal zien waar hij zal leven, met wie, hoe en wat hij ook zal doen.
Hij denkt altijd over hoedanig het leven is, en niet over hoelang het leven is. Als zich vele moeilijkheden voordoen en rust verstorend, laat hij zich gaan. En dat doet hij niet alleen in de uiterste noodzaak, maar zodra het lot is begonnen ontrouwbaar te zijn, kijkt hij zorgvuldig om zich of er misschien daarom met het leven opgehouden moet worden. Hij meent dat het voor hem niet van belang is of hij er een eind aan maakt of dat hij dit einde ontvangt en of dat later gebeurd of vroeger. Hij vreest het niet alsof het een groot verlies is, niemand kan verliezen van de laatste druppel.
Vroeger of later in niet van belang, goed of slecht sterven is van belang. Wel nu, goed sterven is ontsnappen aan het gevaar van slecht leven.