Hoofdstuk 19, taaloefeningen (DH)
Categorie: Boek > Roma > Boek 2
1
1 dixi, fui 2 eras, sumus 4 ii 5 videram, eram 6 cupiebant 7 intratis 9 amas, stant
a debes, cura b timui c ama d itis e videras f cupiebas g ierat

2
Actief: invitabam, resistebatis, vertunt, cadit
Passief: arceor, terreris, terremur, audiebar, demeris
*De letter r in de uitgang is kenmerkend voor het passivum.

3
1e rij: terror, omdat het een zelfst. naamw. is (de andere drie zijn werkwoorden)
2e rij: maximus, omdat het een bijv. naamw. is (de andere drie zijn werkwoorden)
3e rij: curator, omdat het een zelfst. naamw. is (de andere drie zijn werkwoorden)
4e rij: liberi, omdat het een zelfst. naamw. is (de andere drie zijn werkwoorden)

4
Zelfst. naamwWerkwoord
doloris = verdriet (gen. ev)solveris = jij wordt losgemaakt (2e pers. praes. pass.)
terroris = schrik, vrees (gen. ev)invitaris = jij wordt uitgenodigd (2e pers. praes. pass.)
funeris = begrafenis, dood (gen. ev)intenderis = jij wordt gespannen (2e pers. praes. pass.)
foederis = verdrag (gen. ev)regeris = jij wordt geregeerd (2e pers. praes. pass.)
clamoris = geschreeuw (gen. ev)clamaris = jij wordt geroepen (2e pers. praes. pass.)
muneris = geschenk (gen. ev)laederis = jij wordt gekwetst (2e pers. praes. pass.)

5
vos-mini
ei-ntur
tu-ris
is-tur
nos-mur
ego-or

6
1 protegimur 2 necant 3 accipit 4 videntur
*Het voorzetsel a = door wijst op een passieve werkwoordsvorm

7
WerkwoordZelfst. naamwoord
afeci: 1e pers. perf. act.gaudii: gen. ev
audiri: inf. pass.posteri: nom. mv
resisti: inf. pass.mulieri: dat. ev
audi: imp. 2e pers. evdomini: gen. ev

bdomini kan zijn gen. ev of nom. mv.; alleen de gen. geeft een correcte zin
veni kan zijn imp. of 1e pers. perf. act.; alleen de imp. geeft een correcte zin

8
ius (r. 11), iudicio, causam defendit (r. 12), iure (r. 13), absolutus est (r. 17)

9
1 incensa 2 necatos 3 clamantes 4 captus 5 lacrimantis
1 De stad is in brand gestoken.
2 Ik ben van mening dat de vijanden terecht zijn gedood.
3 De jongens rennen schreeuwend het water in.
4 Nadat het paard door de slaaf is gevangen, wordt het naar de stal gebracht.
5 Het hart van de broer werd door de woorden van zijn huilende zuster ontroerd.
*Je hebt gelet op naamval, getal en geslacht.

10
1 De soldaten steken het kamp dat door de vijanden verlaten is, in brand (relicta).
2Ik hoor de dichter verhalen voordragen (lett. verhalen voordragende) (recitantem).
3Horatius doodt de gewonde Curatius (vulneratum).
4 Tijdens het proces wordt Horatius door zijn huilende vader verdedigd (lacrimante).
5De jongeman trok, in woede ontstoken, zijn zwaard (incensus).

11
1Hoewel de soldaten gewond zijn, huilen ze toch niet.
2Omdat de jongen gewond was, huilde hij.
3Zeer veel soldaten vluchten, maar één biedt weerstand, hoewel hij gewond is.

12
De vrouw laat met opzet de handelende persoon weg. Ze vondt het gebeurde zo vreselijk
dat ze de dader, die nota bene haar zoon is, niet kan noemen.

13
1Het is volbracht.
2Een verheerlijker (iemand die prijst) van de voorbije tijd (het verleden).
3Ik ben blij dat ik geprezen wordt door een voortreffelijk (lett.: geprezen) man.

14
1 fero 2 hominum 3 absolvis 4 foedus 5 absolve

15
concurrere: concurrent, concurreren, concurrentie
minimus: minimaal, minimum
ultimus: ultiem, ultimatum