Hoofdstuk 19, tekst B - taaloefening
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 1
A
1. De vriendin, die me helpt.
2. Het leger, waarmee hij wegging.
3. De gladiator, met wie hij vecht.
4. De rots, waarop jij zit.
5. De ogen, waarmee wij zien.
6. De kinderen, met wie zij zijn gestorven.
7. De overwinnar, van wie wij de aankomst verwachtten.
8. Het lot, dat wij vrezen.
9. De stad, waaruit wij vlucht(t)en
10. De bondgenoten, naar wie jullie toe gingen.
B
1 qui: Die jongen, die erg gelukkig was
2 quem: De opperbevelhebber die wij verwachten
3 quo: Het paard waarop je zit
4 quae: Het medelijden dat groot zal zijn
5 qua: Liefde zonder welke je niet kan leven
6 quae: De stenen die de vijanden gooien