Hoofdstuk 18, tekst C - taaloefening
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 1
A
1. Nadat zij waren gestorven.
2. Ik wachtte, totdat jullie de deur opendeden.
3. Hij was blij, omdat ik naar huis was gekomen.
4. Omdat hij was omgekomen, waren wij ongelukkig.
5. Jij komt, terwijl ik ga.
6. Hij was zo ongelukkig dat hij niet naar de stad kwam.
7. Wij vreesden, dat wij omkwamen.
8. Hij heeft gevochten, om niet te komen.
B
1. jullie zijn gegaan
2. toen jij was gegaan naar
3. zij waren omgekomen
4. zij zijn omgekomen
5. wij gingen
6. totdat wij gingen
7. jullie waren gegaan
8. zodat jullie kwamen naar
9. nadat zij gingen
10. terwijl hij naderde
11. jij ging
12. jullie zijn gestorven
13. jullie sterven
14. te zijn omgekomen
15. hij ging naar
16. hij gaat naar
17. opdat zij waren gegaan naar
18. zodat ik ging
19. ga!
20. te zijn gegaan
C
2. abl.ev. = deze voet – eis pedibus
4. acc.mv. = deze gebruiken – eum morem
6. gen.mv. = van deze makkers – eius socii
7. dat.ev. = voor deze steen/rots
8. nom.ev. = deze kinderen
9. nom.mv. = deze krijgsgevangenen
10. gen.ev. = van deze pijl
11. dat.ev. = voor deze (getrouwde) vrouw
12. acc.ev. = deze berg – eos montes
D.
1. De schim van Tiberius ging 's nachts naar zijn broer en zei aan (tegen) hem: 'Slaap niet! Nu is het jouw lot het volk te redden!'
2. Gaius vroeg hulp van zijn makkers en bezette de Aventijn met hen.
3. De consul twijfelde niet maar hij ging meteen naar de berg met de zijnen.
4. Hoewel veel van de soldaten zijn omgekomen, meende Gaius toch dat hij kon vluchten.
5. Toen de soldaten hem probeerden vast te pakken, beval Gaius zijn slaaf hem te doden.
6. Een zekere Romein verschafte veel rijkdom aan Gaius opdat hij ophield het volk te helpen.
7. Ze zeggen dat er een gemeenschappelijk is geweest aan de Gracchen.
8. Ze hebben gevochten voor het recht van het volk en ze zijn gestorven.