Hoofdstuk 26, tekst B: taaloefening A
A: (a) = aoristus / (m) = medium
1: jullie plaatsten (a)
2: Plaats! (ev)
3: zij plaatsten
4: Hij gaf
5: Geef! (a)
6: Gevende (gen ev m/o)
7: Gevend (nom v mv)
8: te geven (a)
9: te geven (a, m )
10: zij plaatsten (a, m)
11: te duiken (a)
12: Gaat! (mv) (a)
13: aan degene die geleerd heeft
14: Gaande (m nom mv)
15: zij gingen (a)
16: te plaatsen (m)
17: wij plaatsten (a)
18: Duik! (ev) (a)
19: Plaatsend (gen ev m/ o) (a)
20: Plaatsend (gen ev m/ o) (= geen a!)