Hoofdstuk 20, taaloefeningen
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 2 nieuwe druk
A
1 lacrimo: lacrimans huilend
2 posco: poscens vragend
3 deleo: delens vernietigend
4 iacio: iaciens gooiend
5 divido: dividens verdelend

B
1 iubens (2x) nom. ev. mnl/vrl/onz. bevelend
2 exstinguentes (2x) nom,acc mv. mnl. uitblussend
3 abulanti (2x) dat,gen ev mnl wandelend
4 aspicientium gen mv aanschouwend
5 iungentia (2x) nom, acc mv verbindend

C
1 ardentem(acc) brandende pijn
2 canentis (gen) canentes (nom) zingende barbaar/barbaren
3 pugnantibus (abl/dat) met de vechtende legerafdeling
4 fugientes (acc) vluchtende krijgsgevangenen
5 iacens (nom) iacente (abl) liggende meisje
6 dormientis (gen) dormienti (dat) dormientes (nom mv) slapende boeren

D
1 Hij is gedood terwijl hij naar huis ging.
2 De soldaten zwegen hoewel zij het lied horen.
3 Hij vlucht uit de brandende tempel
4 Ik beloofde aan hem toen hij twijfelde veel geschenken.
5 Ik zag een liggende man in de rivier.
6. Mijn vriend, hoewel hij vreest, komt toch.
7 OP het plein zat hij samen zindgend met vrienden.
8 Ik geef de geschenken terug aan de huilende kinderen.

E
6 Wij overwinnen hen die dapper vechten.
7 Ceaser terwijl hij terugkeert uit Gallie begaf zich niet zonder legermachten naar Rome.
8. Ceaser zei tegen allen die zwegen: Soldaten aan mij,vele gunstige gevechten zijn aan jullie gemaakt.
9 Zij begonnen een gevecht terwij zij de eer en het aanzien van Ceaser verdedigden.
10 De vijanden bang voor Ceaser vluchtten uit de stad.