Mercurius en Battus
Categorie: Auteur > Ovidius
Niemand had deze diefstal gemerkt behalve een oude man die bekend was op dat platteland: de hele buurt noemde hem Battus. Hij had het toezicht over dit bosrijke dal en grasrijke weilanden en de kudde van edele merries van de welgestelde Neleus.
Hermes was bang voor deze (nml Battus) en met vriendelijke hand nam hij hem apart en zei hem: “Wie jij ook bent, vreemdeling, als iemand soms vraagt naar deze runderen, zeg, dat je ze niet gezien hebt! En als dank voor de bewezen dienst wordt niet niets teruggegeven, neem als beloning een glanzende koe.”
En hij gaf een koe. Nadat hij haar had ontvangen gaf hij (Battus) deze woorden terug (antwoordde hij): “Vreemdeling, ga maar gerust! Die steen spreekt eerder over jouw diefstal dan ik,” en hij liet een steen zien.
De zoon van Jupiter deed alsof hij wegging, maar spoedig kwam hij terug, nadat hij zijn uiterlijk tegelijk met zijn stem had veranderd.
“Boer,” zei hij, “als jij een aantal runderen op deze weg hebt zien gaan, haal hulp, en neem de stilte weg van de diefstal. Een koe, verbonden met haar stier, zal aan jou worden gegeven.”
En de oude man, omdat het loon was verdubbeld, zei: “Aan de voet van die berg zullen zij zijn,” en zij waren aan de voet van die berg.
De kleinzoon van Atlas lachte en zei: “Verraad je mij aan mijzelf, trouweloze? Veraad je mij aan mijzelf?”
En hij veranderde de meinedige persoon in een harde rots, die ook nu aanwijzer wordt genoemd, en de oude schande in de steen heeft niets verdiend.