Hoofdstuk 14, tekst A (versie 2)
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 1
In het volgende jaar begonnen de Galliërs weer een oorlog tegen de Romeinen. Tussen de Galliërs was een man met een enorme lichaamsomvang. Tussen het legerkamp van de Romeinen en dat van de Galliërs was een brug. Deze man liep naar de lege brug toe, en riep met zeer luide stem: "Laat de dapperste Romeinse man naar voren komen, en vechten." Plotseling was het lange tijd stil tussen de Romeinse jonge mannen. Toen kwam Titus Manlius, de zoon van Lucius naar de opper- bevelhebber en zei: "Als jij het goed vindt wil ik aan dat monster onze moed tonen. Ik wil het net zoals mijn opa doen, de Galliërs uit de stad verjagen." De opperbevelhebber zei: "Veel succes met je moed, en je liefde voor het vaderland en je vader." De enorme Galliër wachtte blij Manlius af, en daagde hem uit tot een strijd met beledigende woorden. Hij bespotte hem en steekt zijn tong uit. Daarna blijven de twee mannen staan. De Galliër was naakt. Hij was alleen maar versierd met een halsketting, en gewapend met een zwaard en een schild. De Romein, een man met grote moed wacht het gevecht af. Plotseling werden zij bang door een geweldige dreun. Kijk, de Gallische kolos werpt een zwaard naar Manlius. Maar het Romeintje weet slim het schild van de vijand te treffen, en zich tussen het lijf en schild van de Galliër te glippen. Nu kan de vijand hem met zijn lange zwaard niet verwonden. Manlius steekt met twee slagen zijn buik door, en doodt hem. Nu ligt de dode kolos op de grond. Daarna trekt Manlius de bebloede halsketting van het lichaam, en legt het om zijn nek. Naar deze ketting noemden de Romeinen hem later Titus Manlius Torquatus.