Hoofdstuk 14, tekst A - taaloefening
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 1
A
vita legatus ausilium
vitae legati auxilii
vitae legato auxilo
vitam legatum auxilium
vita legatis ausilo
vitae legati auxilia
vitarum legatorum auxilorum
vitis legatis auxilis
vitas legatos auxilia
vitis legatis auxiliis

senator opus
senatoris operis
senatori operi
senatorem operem
senatore opere
senatores opera
senatorum operum
senatoribus operibus
senatores opera
senatoribus operibus

B
1. virgine, virginibus
2. salute, salutibus
3. servo, servis
4. dono, donis
5. iudice, iudicibus
6. aqua, aquis
7. consule, consulibus
8. nomine, nominibus
9. cane, canibus
10. nuntio, nuntis

C
1. vr.: gen enk/dat enk/nom mv
2. onz.: acc enk
3. man.: acc mv
4. vr.: nom enk/abl enk
5. onz.:nom mv/acc mv
6. onz.: dat mv/abl mv
7. man.: nom enk
8. onz.: nom enk/acc enk
9. onz.: abl enk/dat enk
10. vr.: acc enk
11. man.: gen enk/nom mv
12. onz.: abl enk/dat enk
13. man.: acc enk
14. vr.: acc mv
15. man.: gen enk
16. man.: dat mv/abl mv

E
1. Waarom, Titus Manlius, verdreef jij je zoon uit de stad?
2. Het volk was niet erg tevreden over de rechter.
3. De Galliers verlangen altijd om oorlog met de Romeinen te voeren.
4. Wij hebben liever een goed leven dan een goede gerucht
5. Wij wonen bij het mooie huis.
6. De burgers waren uit alle steden gegaan.
7. Na het vreselijke gevecht had hij een lang gesprek met de vijand over vrede.
8. Wie hoorde me behalve hen?
9. De consul wilde het plan tegen de vijanden niet bevestigen.
10. Hij wilt liever ontvangen dan geven.
11. Jij beveelde me om het land te gaan leven.
12. Hij is uit een vrede moeder geboren.