Loukios of de Ezel - par. 13
En ik dacht dit als een droom te zien en pakte met mijn vingers mijn oogleden vast, niet vertrouwend op mijn eigen ogen, noch dat zij zagen, noch dat zij wakker waren. En toen ik langzaam en met moeite ervan overtuigd was dat ik niet sliep, vroeg ik Palaistra ook mij vleugels te geven en me in te smeren met dat kruid om mij te laten vliegen: want ik wilde door een proef leren of ik, als ik veranderd was uit een mens, ik ook wat betreft de ziel een vogel zou zijn. En zij opende het kamertje en pakte het doosje. En toen ik me haastig ontkleed had smeerde ik mezelf in met olie, en ik, ongelukkige, werd geen vogel, maar er groeide een staart aan mij, en alle vingers gingen weg, ik wist niet waarheen: en ik had in totaal 4 nagels, en zij waren niets anders dan hoeven, en mijn armen en voeten werden die van een beest, en mijn oren werden lang en mijn gezicht groot. En toen keek in in een cirkel rond en zag mezelf als ezel, en de stem van een mens om Palaistra verwijten te maken had ik niet meer. En de onderlip rekte zich uit naar beneden en in de houding van en ezel keek ik haar aan, haar [...], omdat ik een ezel in plaats van een vogel geworden was.