Hoofdstuk 11, tekst C
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 1
In het legerkamp van de Etrusken gaven koning Porsenna en zijn secretaris soldij aan de soldaten. Beide mannen waren schitterend gekleed. De soldaten waren daar samengekomen waar de koning en zijn secretaris zaten, toen plotseling een jonge man naar hen toe rende en de secretaris doodstak. Zodra hij de secretaris doodstak baande hij zich een weg door de panische menigte. Maar de slaven van de koning pakte hem vast, en sleurden hem terug naar de koning. Daar zei hij meer angstaanjagend dan bang: "Ik ben een Romeinse burger, ze noemen me Gaius Mucius. Ik verlang de vernedering van het beleg te wreken. Ik kwam jullie kamp binnen omdat ik de koning wilde doden. Als vijand wilde ik een vijand doden. Nu heb ik me vergist, maar ik ben voor de dood niet minder dapper dan voor een moord, zoals alle Romeinen."