Hoofdstuk 11, tekst B
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 1
Maar Horatius pakte de mannen een voor een vast, en hield ze tegen, en zei: "Houd op, ik bezweer jullie bij de goden en de mensen! Als wij vluchten, en de brug intact achterlaten, zal Rome van de vijanden zijn. Helpt mij, red de stad! Breek de brug af, steek hem in brand! Ondertussen houd ik de vijanden tegen." Daarna bleef hij voor de brug staan, en schold de Etrusken uit. "Slaven van tirannieke koningen, onwetend van de vrijheid vallen jullie onze vrijheid aan." De vijanden rennen al boos op Horatius in, als ze tegelijkertijd het gekraak van een instortende brug horen, en het geschreeuw van vrolijke Romeinen. Ze bleven verschrikt staan. Dan smeekt Horatius: "Vader Tiber, wees welwillend aanwezig, en ontvang deze wapens en soldaten genadig." Vervolgens sprong hij gewapend in de rivier, en zwom ongedeerd naar de stad. Omdat de Etrusken Rome niet konden veroveren, begonnen ze de stad te belegeren. Horatius behaalde grote roem, en de burgers zetten zijn standbeeld neer op de plaats van de volksvergadering.