Hoofdstuk 8, tekst B
In de slaapkamer zagen ze een groot wonder.
De jongen sliep rustig toen boven op zijn hoofd meerdere vlammen verschenen.
Nadat de slaven toesnelden en het water droegen, hield de koningin hen tegen.
Ze verbood allen de jongen wakker te maken.
Plotseling werd de jongen wakker en de vlammen verdwenen.
De koningin snapte het wonder en nam haar man apart.
,,Zie je?" ,zei zij, "de jongen?. ,,Zijn hoofd stond in de brand. Vlammen maakten jou bang. Waarom maakten ze jou bang? Jij zag het grote wonder. Vlammen duiden op zeer grote roem. De jongen is belangrijk. Wij moeten hem als onze zoon opvoeden."
Daarna heeft de koning het gehele personeel bijeengeroepen en zegt: ,, Het hoofd van de jongen stond in de brand, zoals jullie zelf zagen. Maar de jongen is ongedeerd. Dat is een wonder. De goden schenken hem onsterfelijke roem.