De catilinae coniuratione, hoofdstuk 29
Categorie: Boek > Ascensus > 4e Jaar
Toen Cicero deze berichten ontving was hij zeer verontrust door die dubbele bedreiging; hij kon de staat niet langer op eigen initiatief beveiligen tegen de aanslagen en was anderzijds onvoldoende ingelicht over de getalsterkte en van de plannen van Manlius' leger. Daarom bracht hij de zaak, die reeds bij voorbaat door allerlei geruchten onder het volk veelvuldig besproken was, voor de senaat. Zoals gebruikelijk in een hachelijke aangelegenheid besliste derhalve de staat dat de consuls erover dienen te weken dat de staat geen schade zou lijden. Deze volmacht is de grootste die de senaat volgens oud-Romeinse zede aan een magistraat kan toevertrouwen. Deze wordt hierdoor gemachtigd het leger te mobiliseren, oorlog te voeren, door allerlei middelen de bondgenoten, zowel als burgers onder zijn gezag te dwingen, in oorlog en vrede het hoogste militaire gezag en rechterlijk gezag uit te oefenen. Anders beschikt de consul, zonder toestemming van het volk, over geen van deze bevoegdheden.