Hoofdstuk 22, tekst C: taaloefening
A.
1.Toen jij leider was, was er altijd vrede.
2.Toen Cicero consul was, probeerde Catilina de staat te overweldigen.
3.Toen ik afwezig was, waren er grote spelen in de stad.
4.Toen ik onwillig was, is dit gebeurd.
5.Toen hij de leider was, verloren wij alle hoop op overwinning.
6.Toen Augustus leider was, is de tempel van Janus gesloten.
7.Toen Hannibal leefde, waren de burgers van Rome erg bang.
8.Toen ik ontwerper was, maakte jij dit.
9.Toen jij afwezig was, is het huis in brand gestoken.
10.Toen Varus leider was, is het leger overwonnen.