Hoofdstuk 10, tekst A - taaloefening
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 1
taaloef. A.

A)
nom. ev. equus
gen. ev. equi
acc. ev. equum
nom. mv. equi
gen. mv. equorum
acc. mv. equos

B.)
nom. ev. silva
gen. ev. silvae
acc. ev. silvam
nom. mv. silvae
gen. mv. silvarum
acc. mv. silvas

C)
nom. ev. rex
gen. ev. regis
acc. ev. regem
nom. mv. reges
gen. mv. regum
acc. mv. reges

taaloef. B.
1) acc. ev. - deus
2) gen. ev./nom. mv. - femina
3) gen. ev. - aurum
4) gen. mv. - uxor
5) acc. mv. - annus
6) acc. ev. - amor
7) gen. ev. - pax
8) gen. mv. - consilium
9) gen. mv. - servus
10)nom. mv./acc. mv. - dux
11)acc. ev. - victor
12)gen. ev. - dignitas

Taaloef. C
1. zijn vernamen, accepit, perfectum
2. zij verschijnen, apparet, praesens
3. hij wachtte, manserunt, perfectum
4. jij maakte, fecistis, perfectum
5. jij beweegt, movetis, praesens
6. ik kwam binnen, intrabamus, imperfectum
7. jullie prezen, laudavisti, perfectum
8. zij zonden, missit, perfectum
9. jij gooide, iaciebatis, imperfectum
10. inveniunt, invenerunt, praesens, perfectum
11. wij gooiden, ieci, perfectum
12. hij belegerde, obsediverunt, perfectum

Taaloefening D:
1. De romeinen belegeren de stad van de vijanden.
2. Veel slaven vluchtten, een klein deel bleef.
3. Thuis blijven beviel niet.
4. Wie huilde niet van ons, toen hij de nederlaag van de Romeinen hoorde.
5. Jij dacht aan de hele grote moed van de koning.
6. Jij hebt genoeg woorden gezegd.
7. De redevoering van de aanvoerder was heel goed.
8. Wij dronken veel water.
9. Jullie zonden de slaven ongedeerd naar Rome.
10. We leerden de reden van de nederlaag nooit kennen.
11. Waarom vonden de slaven hun heerser/meester/heer wreed?
12. De vrienden van de meisjes zijn dapper/sterk.
13. De paarden van het meisje zijn mooi.
14. Het hoofd van het sterke paard is groot