Les 34, oefening 41
1. Jij doet mij niet gemakkelijk ophouden met dit werk.
2. Dansend en zingend zullen wij de redder van het vaderland ontvangen in de stad.
3. De overwinning zal door tien herauten verspreid over de stad bekend worden gemaakt.
4. De vijanden zullen worden achtervolgd door zeer snelle ruiters.
5. Nadat we de paarden losgemaakt hebben, zullen we jullie volgen.
6. De generaal offerde, omdat hij te velde zou trekken tegen de vijanden, een rund.
7. Zeus zond Hermes naar de nimf bevelende Odysseus weg te zenden naar zijn vaderland.
8. Mogen alle vrouwen zich verzamelen in het heiligdom van Athene om de godin te aanbidden [=zullende aanbidden etc.]
9. Van deze mannen zal de ene vermoord worden, de andere zullen wij vrijlaten.
10. De veldheer zei het volgende: ‘Deze dag zal mij grote vreugde bezorgen, (aan/voor) jullie zeer grote roem en (aan/voor) het vaderland de vrijheid.'
12. Oefen/train jongens, want mannen jij zult niet oefenen/trainen.