Les 33, oefening 40
Oefening 40
1. Laten wij vertrouwen op die vrienden; want zij hebben zeer nuttige dingen aanbevolen.
2. Goed opgevoed hebbende de kinderen, brengt vreugde voor de ouders.
3. Indien de wachters alle poorten gesloten hebben, is er geen gevaar meer.
4. Oedipus had zijn vader vermoord.
5. Homerus heeft Griekenland opgevoed, zoals Plato zegt.
6. De goden van de stad zijn nooit beter (adv. comp. => vervoegd als acc. n. sg. van het adi.) verzorgd dan door ons.
7. Voor de strijd zijn vele koeien en geiten geofferd aan de goden.
8. Het is nuttig voor iedere daad goed te hebben beraadslaagd/ bij jezelf te rade te zijn gegaan.
9. Voor de avond was een grote menigte van de vijanden gedood.
10. Moge jij klaar zijn met het werk voor de avond.
11. De veldheer is een zeer groot eerbewijs (= een grote onderscheiding/eer) waard(ig): want vaak is hij met veel (= groot) succes ten strijde getrokken.
12. Zij die offeren moeten goed gewassen zijn.
13. Hij die een man vermoord heeft moet gedood worden!
14. De vrijheid is een zoet (= aangenaam) bezit (= verworvenheid) voor hen die bevrijd zijn uit de slavernij.
15. De vrouw die alle dingen gereedgemaakt heeft, is een sieraad van het huis(houden).